Om te beginnen met Plato.
Zie Plato als woudreus, zeer te respecteren monument. Prachtig van een afstand maar ga je eronder zitten, wordt je alle licht ontnomen.
IvanShishkin. Oaks. Evening. 1887. Study. Oil on canvas. The Tretyakov
Gallery, Moscow, Russia
|
Plato is de bedenker van de ideeënleer en daarmee "aartsvader" van het filosofisch idealisme. Volgens hem wordt de mens en daarmee filosofie gedreven door het zoeken naar het ware, het schone en het goede.
Let wel, op grond van zijn ideeënleer gaat het daarbij om iets dat daadwerkelijk bestaat, een "idee".
Een bekend verhaal is de allegorie van de grot. Dit verhaal illustreert zijn ideeënleer. Een mooi verhaal, en een klassiek voorbeeld van framen, 2500 jaar geschiedenis hebben laten zien hoe een goed gekozen beeld kan doorwerken. Je zou haast denken dat er iets achter zit...
Leuk is daarbij, om te vermelden dat Plato zelf geen voorstander was van het opschrijven van gedachten. Het schrift bestond in zijn tijd nog niet zo heel erg lang en werd nog niet echt gebruikt voor frivole zaken als gedachten of gevoelens. Volgens Plato gaat veel van de intentie en betekenis verloren bij het opschrijven van inzichten. De in schrift bevroren inzichten verliezen aan diepgang en zouden maar aanleiding geven voor verkeerde interpretaties
Welnu, hoog tijd om alle ideeën over "de idee" als illusies te onttoveren. De idee is hier geen vader van de wens, de wens is hier vader van de idee. Of we ons leven als gekluisterd zien of niet, het is een door onszelf gevormd beeld. We kunnen ons wereldbeeld veranderen door het ons toemeten of verwerpen van denkbeelden die ons wereldbeeld schragen (of framen). Deze denkbeelden die ons wereldbeeld schragen vormen we in onze geest en zijn als zodanig niet te onderscheiden van andere denkbeelden. We zullen uiteindelijk nooit kunnen vaststellen of de schragen van ons wereldbeeld een uiteindelijke werkelijkheid vertegenwoordigen of niet. Iedere veronderstelling als zouden we dit wel kunnen, is een denkbeeld als de andere, en kan geen uiteindelijke werkelijkheid vertegenwoordigen. Uitspraken over de uiteindelijke werkelijkheid zijn onmogelijk, en iedere zoektocht er naartoe is een illusie. Een fraaie misschien, en motiverend misschien, maar ieder succes op deze zoektocht zal ooit en uiteindelijk illusoir blijken.
De schone verleiding van de idee is gelegen in de motiverende kracht van het verlangen. De suggestie dat zuiverheid en perfectie niet enkel nastrevenswaardig zijn, maar ook een eigen werkelijkheid bezitten trekt zichzelf als waarheid uit haar eigen moeras. Het grote voorbeeld, en tegelijkertijd natuurlijk het grote raadsel is daarbij de wiskunde. De wiskunde werd gezien als het grote voorbeeld van zuivere kennis.
De gedachte dat "1 + 1 = 2" is dan meer dan een bruikbare conventie. Deze waarheid wordt als zo onomstotelijk gezien dat ze meer werkelijkheid moet duiden dan enkel een menselijke conventie. Aan de voor mij diepst bereikbare basis van deze gedachte ligt een vooronderstelling, dat wij met ons denken of breder, in onze ervaring de werkelijkheid volledig zouden kunnen bevatten in en door haar perfectie. Volgens mij een te betwijfelen en vooral overbodige vooronderstelling. Vergelijkbaar met de vooronderstelling dat de natuur op zoek is naar een "balans" op basis van in de natuur onderkende terugkoppelingsmechanismen. Zomin als de natuur op zoek is naar een balans zomin is de werkelijkheid perfect. Uiteindelijk zetten deze vooronderstellingen ons op het verkeerde been, hoe mooi en motiverend ze ook mogen zijn.
En ook de wiskunde is niet perfect gebleken, in de vorige eeuw is aantoonbaar gemaakt dat ieder consistent logisch stelsel uiteindelijk niet logisch gegrondvest en sluitend gemaakt kan worden in de door ons veronderstelde logica. Daar wil ik later nog graag op terugkomen, maar voert hier en nu te ver.
De wiskunde is nog steeds bruikbaar, zeer bruikbaar zelfs, maar met Goed, Schoon of Waar heeft het weinig van doen.
Neem bijvoorbeeld de axioma's van Euclides, altijd gezien als voorbeeld van wiskundige schoonheid, hun waarheid en bruikbaarheid is beperkt.
Of neem de niet wiskundige en onvruchtbare stelling "1 + 1 = 1". Voor mij heeft ook deze stelling haar charme, kwaliteiten van het Goede, Schone en Ware. Maar je kan er zogezegd niks mee, behalve illustreren dat ook de gedachte die wij "1" noemen moet worden beschouwd als een constructie van onze eigen geest. "De werkelijkheid" kent geen "1". "De werkelijkheid" bedoeld als alomvattend begrip naast het begrip "onze werkelijkheid", of perspectief, als constructie van de geest.
Sterker nog , "Eenheid" als begrip van de werkelijkheid zelf is een ongerijmdheid, vergelijkbaar met het kader rond het Venn diagram.
Kortom, waar het bij wiskunde om gaat is bruikbaarheid, maar wat is bruikbaar, en waarvoor?
Een ander aspect van de platonische visie op de werkelijkheid is het veronderstelde dualisme tussen lichaam en geest. De ziel, als onderdeel van een eeuwige geest, gekluisterd door het lichaam, onderdeel van de sterfelijke wereld. Zie de allegorie van de grot.
In het verleden is dit onderscheid voor diverse religieuze tradities bruikbaar gebleken. Met alle respect voor de inspanningen en inzichten van on ze voorvaderen, hoog tijd dit onderscheid opnieuw kritisch te beoordelen. De ervaring van de vermeende tastbaarheid van het lichamelijke en de ervaren ongrijpbaarheid van de geest geven onvoldoende aanleiding om vast te houden aan dit onderscheid.
De discussie wordt dan altijd of daarmee gekozen wordt voor een "materialisme", dan wel en "idealisme", al dan niet "vulgair", of misschien juist "elitair"? Een schijndiscussie. Een opvatting over "de werkelijkheid" als tegelijkertijd deelbaar en ondeelbaar, individueel beleefd en alomvattend, kenbaar en onkenbaar is zeer wel mogelijk. In deze werkelijkheid maakt "onze werkelijkheid" (ons perspectief) deel uit van "de werkelijkheid". In onze werkelijkheid vormen we modellen waarmee we de werkelijkheid proberen te begrijpen. We kunnen niet anders, het is onze manier om deze werkelijkheid gezamenlijk te delen. Deze modellen zijn bruikbaar als ze ons ondersteunen in de omgang met de wereld en elkaar, maar vooral worden de modellen gewaardeerd als ze ons inspireren. Denk maar eens aan de schone kunst der weervoorspelling (het is vandaag prachtig weer, het gemopper van de horeca over de weervoorspellingen is verstomd).
In on ze moderne wereld hebben we een gemeenschappelijke beleving gevonden waarin deze modellen als voldoende worden beschouwd voor dat wat we traditioneel de materiële werkelijkheid noemen.
Maar hoe zit dat nu met wat we "het geestelijke" noemen? Wat is "inspiratie"?