O ja, over de liefde, hadden we het nog niet over gehad.
Ik heb wel genoeg gesproken over de werkelijkheid en 3e persoon. Deze wereld dringt zich steeds verder aan mij op. En ik voorzie, dat in de niet zo verre toekomst de gedachten wereld van mensen meer en meer raakvlakken zal krijgen met deze wereld. Dit klinkt misschien vaag, maar ik bedoel: tekst, telefoon, radio, film, tv, internet, en daarna ...
Ik weet het niet. In mijn gedachten wereld worden de 1e en 2e persoonsvorm aan de aandacht onttrokken door de stortvloed aan wereld. Hoe reageer ik daarop? Ik weet het niet precies, ik ben geworpen in deze wereld die zich ontwikkeld op deze wijze. Het lijkt erop, dat hoe meer ik in beslag wordt genomen door de wereld, en naarmate ik me minder direct tot de ander of mezelf richt, dat ik daardoor in mijn gedachten en handelen steeds instrumenteler, steeds minder betrokken kan zijn.
Wat ik daarmee bedoel is, dat het dan moeilijker wordt om mijn gevoel te laten meespreken in mijn handelen. Ik ga af op de beelden van de wereld zoals ik deze heb, en ik wordt niet meer direct geraakt, ik laat me niet meer direct raken, door de aanwezigheid van jou, die ander. De wereld wordt dan een wereld van botsende objecten, in plaats van een wereld van elkaar rakende, elkaar beïnvloedende, elkaar lief-hebbende subjecten.
Door in mezelf, en in de ander op zoek te gaan naar de verborgen betekenissen en gebaren die tot me komen kan ik mezelf en jou, die ander, leren begrijpen, verstaan. Alleen als we elkaar verstaan, kunnen we werkelijk een gesprek hebben. Alleen dan kan er iets opbloeien van wat we hier liefde noemen.
Al heb ik geen idee wat het is, en hoe ik het benoem, hoe het wordt benoemd, ik heb het nooit begrepen, ik heb het wel beleeft, ik kan het wel beleven.
Je zou misschien zeggen dat ik hiermee aan het einde ben van mijn latijn. Dat is niet waar, er is nog een belofte, die niet is ingelost, en ik keer nog terug, terug naar een plaats waar ik eerder ben geweest.
Maar eerst de belofte, ik heb u gebeden, geduld, in de 2e persoonsvorm, met u.
Vanwaar deze u, of U? En vanwaar dit geduld. Dulden duidt op aanvaarden, nemen zoals het is, en zien wat er komen gaat. Je mag verwachten, maar vooral ook afwachten.
De U duidt op afstand en respect. Door jou met U aan te spreken toont mijn ik dit respect. Respect dat ik me verschuldigd voel omdat ik jou anders zijn, jou perspectief nooit zal kennen. Vandaar ook die afstand, en het geduld. Door u te gebruiken geef ik aan jou te zien als te achten subject. In zekere zin is dit respect niet alleen gebonden aan die 2e persoonsvorm, aan jou, die ander, maar deze afstand en dit respect is ook gebonden aan mezelf, aan de wereld. In hoeverre ken ik mezelf, of de wereld?
En daarmee duidt de U op een andere dimensie in mijn belevingswereld. Er is een dimensie waarin de wereld en de objecten die ik daarin onderken zich ontvouwen, en er is een dimensie waarin ik mezelf subjectief in die wereld ontvouw. Dimensies die traditioneel worden benoemd als "horizontaal" dan wel "verticaal", of ook wel "immanent" en "transcendent". Vooral de manieren waarmee ik mezelf richting geef bepalen hoe ik mezelf en mijn subjectieve afstemming in deze wereld zal kunnen ontvouwen.
Misschien is liefde emergent.
Posts tonen met het label emergentie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label emergentie. Alle posts tonen
zaterdag 6 oktober 2012
donderdag 16 augustus 2012
Gericht of ongericht?
Ik ken mijn klassiekers, dit is mijn formulering van de vraag van Hamlet.
De vraag of het leven als zinvol kan worden ervaren hangt direct samen met de vraag in hoeverre ik het gevoel heb dat mijn leven richting heeft.
In onze westerse traditie is lang geloofd, in de Middeleeuwen, in de Christelijke traditie, op basis van de gedachten van Aristoteles, in de aanwezigheid van een intrinsiek doel in ieder lichaam. Met de ontwikkeling van de analytische methode door Descartes is dit beeld vervangen door een meer mechanistisch wereldbeeld, althans voor wat betreft wat genoemd wordt de "materiële wereld".
Het is terecht om de veronderstelling dat achter ieder verschijnsel een intrinsiek doel zou liggen als een overbodige en daarmee onwenselijke aanname af te wijzen. (Deze praktijk om overbodige aannames af te wijzen wordt in de filosofie "Ockams scheermes " genoemd).
Maar hoe zit het dan met de verschijnselen van "organische groei" zoals we die menen te kunnen waarnemen bijvoorbeeld in het groeimodel van Erikson, waarover ik al eerder heb gesproken in bijvoorbeeld "vertrouwen"? In hoeverre is het groeimodel van Erikson een projectie, in hoeverre is "groei" vastgelegd in de genen, en in hoeverre kan deze groei ruimte vinden en benutten? En kan deze groei als emergentie worden beschouwd? Ikzelf vind dit een fascinerend, boeiend perspectief, groei als emergentie. Alleen, wat is nu emergent?
Daarmee zie ik de vraag of mijn leven gericht dan wel ongericht is als een reflectie op mezelf. En het antwoord is volledig afhankelijk van de mate waarop ik zelf mijn leven richting weet te geven.
Of althans, dat ik het gevoel heb, mijn leven richting te geven, en dat staat niet ver af van een intrinsiek doel, voorzover het enkel als beeldspraak kan worden beschouwd.
En daarmee blijven in feite blijven al de bovengenoemde vragen staan, want hoe weet ik in hoeverre ik zelf richting aan mijn leven geef?
Alleen een door mijzelf gevoelde richting biedt mij de inspiratie, de mechanismen die daarin mogen verborgen liggen, die kan ik niet kennen, deze vereisen mijn overgave, uiteindelijk.
De vraag of het leven als zinvol kan worden ervaren hangt direct samen met de vraag in hoeverre ik het gevoel heb dat mijn leven richting heeft.
- Wordt mijn richting bepaald door een doel waarop ik me richt, zoals een pijl gericht op een roos? Maar als mijn richting bepaald wordt door een doel, waar komt dit doel vandaan?
- Wordt mijn richting bepaald door een kracht die van buitenaf op me inwerkt, zoals een kompas zich richt naar een magnetisch veld?
- Wordt mijn richting bepaald door een voorgaande gebeurtenis, zoals deeltjes na een explosie of botsing?
- Of zie ik dan mijn leven als ongericht zoals een brownse beweging?
In onze westerse traditie is lang geloofd, in de Middeleeuwen, in de Christelijke traditie, op basis van de gedachten van Aristoteles, in de aanwezigheid van een intrinsiek doel in ieder lichaam. Met de ontwikkeling van de analytische methode door Descartes is dit beeld vervangen door een meer mechanistisch wereldbeeld, althans voor wat betreft wat genoemd wordt de "materiële wereld".
Het is terecht om de veronderstelling dat achter ieder verschijnsel een intrinsiek doel zou liggen als een overbodige en daarmee onwenselijke aanname af te wijzen. (Deze praktijk om overbodige aannames af te wijzen wordt in de filosofie "Ockams scheermes " genoemd).
Maar hoe zit het dan met de verschijnselen van "organische groei" zoals we die menen te kunnen waarnemen bijvoorbeeld in het groeimodel van Erikson, waarover ik al eerder heb gesproken in bijvoorbeeld "vertrouwen"? In hoeverre is het groeimodel van Erikson een projectie, in hoeverre is "groei" vastgelegd in de genen, en in hoeverre kan deze groei ruimte vinden en benutten? En kan deze groei als emergentie worden beschouwd? Ikzelf vind dit een fascinerend, boeiend perspectief, groei als emergentie. Alleen, wat is nu emergent?
Daarmee zie ik de vraag of mijn leven gericht dan wel ongericht is als een reflectie op mezelf. En het antwoord is volledig afhankelijk van de mate waarop ik zelf mijn leven richting weet te geven.
Of althans, dat ik het gevoel heb, mijn leven richting te geven, en dat staat niet ver af van een intrinsiek doel, voorzover het enkel als beeldspraak kan worden beschouwd.
En daarmee blijven in feite blijven al de bovengenoemde vragen staan, want hoe weet ik in hoeverre ik zelf richting aan mijn leven geef?
Alleen een door mijzelf gevoelde richting biedt mij de inspiratie, de mechanismen die daarin mogen verborgen liggen, die kan ik niet kennen, deze vereisen mijn overgave, uiteindelijk.
Emergent bewustzijn
In mijn vorig bericht heb ik gesproken over het dualisme van materie en geest. Afwijzingen van dit dualisme worden vaak genoemd monisme of non-dualisme (Engelse Wiki: Nondualism_versus_monism). Geloof het of niet, ook daarbinnen zijn weer talloze nuanceringen en onderscheidingen gedacht. Nuanceringen waarover ik mij niet wens uit te spreken, omdat al deze nuanceringen uitspraken zijn die gaan over de aard van de werkelijkheid die wij eenvoudigweg niet kunnen kennen (regel 1, regel 7 tractatus logico philosophicus).
Toch wil dit niet zeggen dat ons enkel zwijgen rest. Uiteindelijk heeft ook de hiervoor aangehaalde Wittgenstein dit ingezien. Wij mensen leven ons leven, zoeken, vinden en geven zin en inspiratie aan ons leven in de wijze waarop we met onszelf, met elkaar en de wereld rondom ons communiceren. Stilte is daarbij een van de communicatievormen.
Waarover ik ook heb gesproken is de analytische methode. Zoals opgemerkt, het inherent reductionisme heeft zo zijn beperkingen, maar in zoverre je die beperkingen mee kan wegen is deze methode succesvol gebleken bij die aspecten van de werkelijkheid die voor ons toegankelijk zijn. Voor het verkrijgen van inzicht en voor het toetsen en onderzoeken van modellen die deze werkelijkheid proberen te verklaren.
Waar de analytische methode op haar grenzen stuit is in de verklaring van emergentie. Nu is het niet zo dat ik denk dat emergentie niet verklaart kan worden met de analytische methode, dat kan denk ik wel, wat de analytische methode niet kan, is tegelijkertijd zowel een emergentie verklaren als het emergent verschijnsel dat verklaard is in haar analyse beschouwen. Op dat moment ontstaan er conflicten tussen de verschillende beschouwingsniveau's waarbij het niet meer vaststelbaar is welke interpretatie de juiste moet zijn. De geanalyseerde werkelijkheid kent de onderscheiden niveau's niet. Niveau's bestaan niet, ze vormen een voor ons noodzakelijk onderdeel van de beschouwing. De werkelijkheid doet, en kleurt niet speciaal binnen de lijntjes. Overigens, natuurlijk, ook "emergentie" bestaat niet in de werkelijkheid, maar enkel in onze beschouwing (in zoverre de beschouwing zelf hier als niet-werkelijk wordt beschouwd, maar natuurlijk altijd in de werkelijkheid een drager kent in de beschouwer).
Emergentie is daarmee een lastig maar tegelijkertijd ook fascinerend verschijnsel dat in onze werkelijkheid op allerlei verschillende niveau's wordt onderscheiden. Ik denk dat mijn bewustzijn, mijn perspectief, zoals ik dit eerder ook heb genoemd, uiteindelijk beschouwd kan worden als een emergent verschijnsel. Een emergentie van het leven, zelf een emergent verschijnsel. Overigens, leven en niet-leven vormen een niet-werkelijk onderscheid in het licht van deze beschouwing van emergentie, en ook fysische verschijnselen zijn als emergenties te beschouwen. In de verklaring van bewustzijn als emergent verschijnsel neemt zelfverwijzing, recursie een belangrijke plaats in.
Even kort door de bocht de zaken op een rij:
Hoe de niveau's en hoe de recursie precies georganiseerd zijn is hier niet van belang. Het gaat mij hier om het principe van de emergentie als verklaringsmodel voor het ontstaan van zowel leven als bewustzijn. Recursie is daarbij een opvallend mechanisme, juist omdat het de verschillende beschouwingsniveau's doorkruist.
Een interessante vraag is, of deze ontwikkeling tot bewustzijn (bewust zijn) zoals we die bij onszelf kunnen onderkennen een lijn is die doorgezet kan worden door ons zelf. Zijn wij mensen in staat om in onze communicatie met onszelf, met elkaar en onze wereld, om dit bewustzijn te tillen naar een "hoger niveau"?
Kunnen wij, met reflectie op onszelf, elkaar en op de wereld, door het aangaan van wederkerige relaties, een gezamenlijk bewustzijn vormen? Of maken we sowieso al onderdeel uit van een gezamenlijk bewustzijn, en behoeven we ons dit slechts bewust te zijn, maar wat zou dat dan inhouden?
Ik denk dat dat uiteindelijk de belangrijkste vragen zijn voor ons denken: hoe wij onze perspectieven, ons bewustzijn, al dan niet delen of kunnen delen.
Toch wil dit niet zeggen dat ons enkel zwijgen rest. Uiteindelijk heeft ook de hiervoor aangehaalde Wittgenstein dit ingezien. Wij mensen leven ons leven, zoeken, vinden en geven zin en inspiratie aan ons leven in de wijze waarop we met onszelf, met elkaar en de wereld rondom ons communiceren. Stilte is daarbij een van de communicatievormen.
Waarover ik ook heb gesproken is de analytische methode. Zoals opgemerkt, het inherent reductionisme heeft zo zijn beperkingen, maar in zoverre je die beperkingen mee kan wegen is deze methode succesvol gebleken bij die aspecten van de werkelijkheid die voor ons toegankelijk zijn. Voor het verkrijgen van inzicht en voor het toetsen en onderzoeken van modellen die deze werkelijkheid proberen te verklaren.
Waar de analytische methode op haar grenzen stuit is in de verklaring van emergentie. Nu is het niet zo dat ik denk dat emergentie niet verklaart kan worden met de analytische methode, dat kan denk ik wel, wat de analytische methode niet kan, is tegelijkertijd zowel een emergentie verklaren als het emergent verschijnsel dat verklaard is in haar analyse beschouwen. Op dat moment ontstaan er conflicten tussen de verschillende beschouwingsniveau's waarbij het niet meer vaststelbaar is welke interpretatie de juiste moet zijn. De geanalyseerde werkelijkheid kent de onderscheiden niveau's niet. Niveau's bestaan niet, ze vormen een voor ons noodzakelijk onderdeel van de beschouwing. De werkelijkheid doet, en kleurt niet speciaal binnen de lijntjes. Overigens, natuurlijk, ook "emergentie" bestaat niet in de werkelijkheid, maar enkel in onze beschouwing (in zoverre de beschouwing zelf hier als niet-werkelijk wordt beschouwd, maar natuurlijk altijd in de werkelijkheid een drager kent in de beschouwer).
Emergentie is daarmee een lastig maar tegelijkertijd ook fascinerend verschijnsel dat in onze werkelijkheid op allerlei verschillende niveau's wordt onderscheiden. Ik denk dat mijn bewustzijn, mijn perspectief, zoals ik dit eerder ook heb genoemd, uiteindelijk beschouwd kan worden als een emergent verschijnsel. Een emergentie van het leven, zelf een emergent verschijnsel. Overigens, leven en niet-leven vormen een niet-werkelijk onderscheid in het licht van deze beschouwing van emergentie, en ook fysische verschijnselen zijn als emergenties te beschouwen. In de verklaring van bewustzijn als emergent verschijnsel neemt zelfverwijzing, recursie een belangrijke plaats in.
Even kort door de bocht de zaken op een rij:
- Mutatie, ofwel chaos, als motor van ontwikkeling.
- Eiwitten die als matrijzen fungeren voor de vorming van eiwitten.
- Recursie, als onderdeel van het mechanisme, eiwitten die matrijs zijn voor zichzelf kopiëren zichzelf.
- Deze recursie wordt evolutionair “aangemoedigd”, immers deze eiwitten houden zichzelf in stand.
- Ergens ontstaat een wederkerigheid, niet alleen tussen verschillende samenwerkende eiwitten, maar ook in het reproductie mechanisme van het eiwit. Hiermee een vorm van sexuele selectie, en daarmee verder richtinggevend voor het natuurlijk mutatie proces.
- Vervolgens: eiwitten die een milieu om zich heen vormen waarbinnen het kopieergedrag een vruchtbare voedingsbodem vindt. Dan het samengaan en de samenwerking van verschillende en gespecialiseerde eiwitclusters in de organisatie van een cel. Met daarbinnen een eiwitstructuur, DNA, die zichzelf kan kopiëren en de informatie bevat voor de samenwerking in de cel.
- Het organisme als samenwerking van gespecialiseerde cellen met daarbinnen een gespecialiseerd orgaan, het centraal zenuwstelsel, voor coördinatie en instandhouding van dit organisme (Homeostase).
- Daarmee ontwikkelt dit centraal zenuwstelsel zich een afbeelding van het organisme en van het functioneren van dit organisme, een bewustzijn, en daarbinnen van het functioneren van de coördinatie van dit organisme, een zelfbewustzijn.
Hoe de niveau's en hoe de recursie precies georganiseerd zijn is hier niet van belang. Het gaat mij hier om het principe van de emergentie als verklaringsmodel voor het ontstaan van zowel leven als bewustzijn. Recursie is daarbij een opvallend mechanisme, juist omdat het de verschillende beschouwingsniveau's doorkruist.
Een interessante vraag is, of deze ontwikkeling tot bewustzijn (bewust zijn) zoals we die bij onszelf kunnen onderkennen een lijn is die doorgezet kan worden door ons zelf. Zijn wij mensen in staat om in onze communicatie met onszelf, met elkaar en onze wereld, om dit bewustzijn te tillen naar een "hoger niveau"?
Kunnen wij, met reflectie op onszelf, elkaar en op de wereld, door het aangaan van wederkerige relaties, een gezamenlijk bewustzijn vormen? Of maken we sowieso al onderdeel uit van een gezamenlijk bewustzijn, en behoeven we ons dit slechts bewust te zijn, maar wat zou dat dan inhouden?
Ik denk dat dat uiteindelijk de belangrijkste vragen zijn voor ons denken: hoe wij onze perspectieven, ons bewustzijn, al dan niet delen of kunnen delen.
woensdag 15 augustus 2012
Over de analytische methode
Bij Plato waren we gestuit op een dualisme van aardse tijdelijke schijn en eeuwige ideële werkelijkheid. In onze traditie is dit dualisme uitgekristalliseerd in een tegenstelling lichaam-geest. Een van de belangrijkere meer moderne denkers die dit dualisme verder heeft uitgewerkt is Renée Descartes.
Bij het verklaren van een geheel als anders dan enkel de som der delen komt het begrip emergentie naar boven, engels emergence, Is dit begrip een stoplap om het gebrek aan inzicht te maskeren of is het meer dan dat? Ieder niet triviaal probleem of complex systeem omvat al dan niet zelf gereguleerde terugkoppelingen, wederkerige betrekkingen, eventueel recursief, en op grond daarvan, een niet-lineair gedrag. Dit gedrag kan emergent genoemd worden als het begrip van het verschijnsel een analyse op een ander (geëigend) niveau vereist.
- De analytische methode als onderdeel van de wetenschappelijke methode biedt geen aanknopingspunten voor het komen tot verklaringen of conclusies. De analytische reductie kan leiden tot een oneindig proces van onderzoek, tot Analysis paralysis. Waar komt de visie, het nieuwe inzicht, de inspiratie vandaan? Volgens mij is de nadruk die in ons onderwijs wordt gelegd op deze analytische methode ongunstig voor de inspiratie en creativiteit. Juist de menselijke interactie, het spel en de persoonlijke moed in het doen van onvoorstelbare aannames zijn de methodes waarmee nieuwe inzichten tot stand komen.
Vooral dit laatste is van groot belang. In die zin zijn we nu op eenzelfde punt beland als waar Descartes stond. Voor Descartes was het scholastieke (middeleeuwse) onderwijs onbevredigend. In zijn jonge jaren had Descartes weinig waardering voor de universitaire instituten waar hij had gestudeerd, en na een studie rechten koos hij voor een zwervend bestaan. Hij trad in dienst van verschillende legers in de oorlogen die Europa teisterden in zijn tijd. Tijdens deze oorlogen komt hij tot een moment van inzicht, zoals zijn "vertoog over de methode" zo mooi beschrijft. Hij komt tot het inzicht dat de crisis van zijn tijd hem noodzaakt de grondslagen van het gebouw van de kennis geheel zelfstandig opnieuw te onderzoeken (N.B. hij komt tot dit inzicht na het meemaken van de procedure tot keuze van de nieuwe Duitse Keizer tijdens de 30-jarige oorlog, een historische fase van het Europese politieke proces). En formuleert zijn methode waarmee hij, ruw gesteld, hoofd en hart van elkaar scheidt. Even kort gezegd kun je stellen dat het nu tijd wordt om hoofd en hart weer aan elkaar te koppelen, en in de methode ook weer emotie en inspiratie te verdisconteren.
Ons onderwijs is nu weliswaar in staat om een zeer selecte groep op te leiden tot kwalitatief hoogstaande en gespecialiseerde wetenschappers, ze is niet in staat om grote groepen te inspireren en nauwelijks in staat om haar wetenschappelijk wereldbeeld overtuigend uit te dragen Het enige wat hier overtuigend blijft werken is het resultaat. Zolang onze samenleving nieuwe geneeskunst, gemakken en gadgets produceert blijven mensen geloven in het nut en de noodzaak van de wetenschap. Op zich niets mis mee, alleen gaat op deze manier niet alleen veel talent en inzicht verloren, ook aan de inspiratie van degenen die nog wel in staat zijn om dit wetenschappelijke spel mee te spelen, wordt hiermee onvoldoende recht gedaan. Het wordt tijd om de wetenschappelijke methode te zien als spel, en de spelregels zodanig te verrijken, dat het spel meer toegankelijk wordt. Toegankelijk ook voor degenen die hun inspiratie vinden in andere zaken als de zeer gedetailleerde en gespecialiseerde analyse. Kortom, dit is een pleidooi voor de simulatie, het creatieve spel en voor modellering, voor de moed van de generalist, voor de handeling, de ondernemer, als verrijking van de passief analyticus.
De rigoureuze manier waarop door Descartes een scheiding tussen een materiële en een immateriële wereld wordt verondersteld.komt niet uit de lucht vallen maar hangt direct samen met de wereld waarin Descartes is opgegroeid en waarin hij zijn denken uitwerkt en beleeft. Wat dat betreft vind ik het heel boeiend om zijn "verhandeling over de methode" te lezen. Een aanrader, niet echt lang, nog steeds goed toegankelijk en vrij beschikbaar op internet (ook in het Nederlands, als "vertoog over de methode"! Juist door goed door te dringen in de achtergronden van zijn denken kan ik met alle respect zijn conclusies en gedachtegang afwijzen. En tegelijkertijd ook inzien hoezeer hij heeft bijgedragen aan voortgang in ons begrip van de wereld. En dan met name dit begrip van de wereld, niet zozeer van onszelf, daar zat nu juist het manco, dat direct samenhangt met de door hem gekozen uitgangspunten. Volgens mij zijn de uitgangspunten waarmee het mis gaat:
- een analytische methode, waarbij een complex geheel begrijpelijk wordt gemaakt door deze onder te verdelen in afzonderlijk te begrijpen individuele onderdelen, waarbij de samenhang gezien wordt op basis van het functioneren van de verschillende onderdelen.
- een scheiding tussen materie en geest, waarbij de materie als volledig verklaarbaar wordt verondersteld op basis van de analytische methode.
- Descartes was een optimist, hij veronderstelde dat we, met ons verstand, door onbevooroordeeld waarnemen en een volledig wiskundige interpretatie de materiële werkelijkheid moeten kunnen doorgronden. Als Rationalist verondersteld hij dat je het redelijke denken en de emotie zou kunnen scheiden.
Ik denk dat alle drie van deze uitgangspunten heroverwogen moeten worden.
- Deze analytische methode kan mechanismen verklaren en leidt daarmee tot een mechanisch wereldbeeld. De vraag is of daarmee een volledige verklaring wordt geboden, en of een volledige verklaring ermee mogelijk is. Kan ieder geheel worden opgevat als som der delen, of is er dynamiek in het geheel. In hoeverre is de betekenis van een onderdeel te onderscheiden van de betekenis van andere delen, of is de betekenis wederkerig, dan wel samenhangend met het geheel. In hoeverre kunnen delen onderscheiden worden van een geheel, kan een geheel onderscheiden worden? Voor het onderkennen van betekenis is juist de betekenis van het geheel als meer of anders dan als som van belang.
- Materie en geest zijn woorden die elkaar betekenis geven, als "frame", raamwerk voor het waarnemen van de werkelijkheid niet vruchtbaar omdat de begrippen wederzijds elkaar reduceren. Het voordeel voor Descartes was, dat hij min of meer veilig een mechanistisch wereldbeeld aan de materie kon op,leggen, en anderzijds relatief veilig zijn religieuze wereldbeeld kon veiligstellen. De materiële wereld laat zich niet zomaar reduceren tot een mechanistisch wereldbeeld, en mensen laten zich er niet zomaar door inspireren. En ook geest als een immaterieel en ongrijpbare materie overstijgende (transcendente) eeuwigheid is al even weinig inspirerend.
- Onbevooroordeeld waarnemen is niet eenvoudig, emotie en rede zijn niet zomaar te onderscheiden, in het kader van de analytische methode is de wiskunde zeer bruikbaar, maar daarmee is niet alles verklaarbaar of betekenisvol. Het is een oefening die filosofen geen goede naam heeft bezorgd. Mijn gedachte is dat redelijk denken en wiskundig inzicht niet anders zijn dan iedere andere emotie. Waarmee we terug zijn op de centrale vraag: "wat is denken".
Deze drie uitgangspunten, en de kritiek erop, zijn na Descartes door verschillende filosofen aan een kritisch onderzoek onderworpen, denk bijvoorbeeld aan Spinoza (immanentie tegenover transcendentie), Hume (over causaliteit), Kant (de Copernicaanse wending), Nietsche ("God is dood"), Wittgenstein (Wiskunde, kijk ook naar de Engelse wiki, die is meer omvattend).
Vanwaar dan toch die verleidelijke gedachte om geest te onderscheiden en te stellen boven materie, maar vooral: wat betekent het dit onderscheid niet te maken?
Als we de wereld rondom ons beschouwen, dan kunnen we ver komen met de analytische methode in de mechanistische verklaring en voorspelling van deze wereld.
Als we de wereld in ons zelf beschouwen, en onze communicatie met de wereld rondom ons (de "ander") op basis van deze innerlijke wereld, dan komen we niet erg ver met de analytische methode. De wijze waarop de ene gedachte tot de andere leidt, of waarop de ene emotie tot de andere emotie of gedachte leidt, of hoe de ene idee leidt bij een persoon tot de andere idee bij de ander, de inspiratie, dat is allemaal moeilijk met de analytische methode of de wiskunde te omvatten. Fijn als je dat allemaal in een keer naar de andere wereld kan sturen, nuttig in een wereld waarin niet vrij kon worden gedacht, wenselijk in een wereld waarvan zo weinig kon worden begrepen.. Maar zoals gezegd, niet inspirerend, en weinig betekenisvol, en nu meer dan overbodig.
Maar laat ik niet te negatief klinken, de analytische methode heeft veel opgeleverd, en is nog steeds heel vruchtbaar. Het punt is meer, dat we op grond van dit succes niet blind mogen zijn voor de tekortkomingen. En kritisch op zoek moeten blijven naar oplossingen voor deze tekortkomingen. De tekortkomingen die ik zie:
- het geheel laat zich niet altijd reduceren tot som der delen. Bijvoorbeeld, een reductionisme waarmee leven kan worden verklaard op basis van een eiwitstructuur die in staat is tot replicatie biedt een mooie mechanistische verklaring. De complexiteit van de eiwitstructuren en van de replicatriemechanismen maken echter deze verklaring altijd onvolledig. Nadere detaillering en verder onderzoek zullen telkens weer wenselijk zijn. Dat is geen probleem, alleen zal iedere detaillering het overzicht van het geheel weer verminderen. Zoals het model op zich al een voor de meeste mensen ongrijpbare simpificatie is geworden. Los daarvan, welke aanknopingspunten biedt het voor een begrip van het leven? Wat maakt de vitaliteit van het leven? Wat is vitaliteit, bestaat er zoiets als vitaliteit, en is deze vitaliteit dan een kracht, en kent ze een doel, gerichtheid?Bij het verklaren van een geheel als anders dan enkel de som der delen komt het begrip emergentie naar boven, engels emergence, Is dit begrip een stoplap om het gebrek aan inzicht te maskeren of is het meer dan dat? Ieder niet triviaal probleem of complex systeem omvat al dan niet zelf gereguleerde terugkoppelingen, wederkerige betrekkingen, eventueel recursief, en op grond daarvan, een niet-lineair gedrag. Dit gedrag kan emergent genoemd worden als het begrip van het verschijnsel een analyse op een ander (geëigend) niveau vereist.
- De analytische methode als onderdeel van de wetenschappelijke methode biedt geen aanknopingspunten voor het komen tot verklaringen of conclusies. De analytische reductie kan leiden tot een oneindig proces van onderzoek, tot Analysis paralysis. Waar komt de visie, het nieuwe inzicht, de inspiratie vandaan? Volgens mij is de nadruk die in ons onderwijs wordt gelegd op deze analytische methode ongunstig voor de inspiratie en creativiteit. Juist de menselijke interactie, het spel en de persoonlijke moed in het doen van onvoorstelbare aannames zijn de methodes waarmee nieuwe inzichten tot stand komen.
Vooral dit laatste is van groot belang. In die zin zijn we nu op eenzelfde punt beland als waar Descartes stond. Voor Descartes was het scholastieke (middeleeuwse) onderwijs onbevredigend. In zijn jonge jaren had Descartes weinig waardering voor de universitaire instituten waar hij had gestudeerd, en na een studie rechten koos hij voor een zwervend bestaan. Hij trad in dienst van verschillende legers in de oorlogen die Europa teisterden in zijn tijd. Tijdens deze oorlogen komt hij tot een moment van inzicht, zoals zijn "vertoog over de methode" zo mooi beschrijft. Hij komt tot het inzicht dat de crisis van zijn tijd hem noodzaakt de grondslagen van het gebouw van de kennis geheel zelfstandig opnieuw te onderzoeken (N.B. hij komt tot dit inzicht na het meemaken van de procedure tot keuze van de nieuwe Duitse Keizer tijdens de 30-jarige oorlog, een historische fase van het Europese politieke proces). En formuleert zijn methode waarmee hij, ruw gesteld, hoofd en hart van elkaar scheidt. Even kort gezegd kun je stellen dat het nu tijd wordt om hoofd en hart weer aan elkaar te koppelen, en in de methode ook weer emotie en inspiratie te verdisconteren.
Ons onderwijs is nu weliswaar in staat om een zeer selecte groep op te leiden tot kwalitatief hoogstaande en gespecialiseerde wetenschappers, ze is niet in staat om grote groepen te inspireren en nauwelijks in staat om haar wetenschappelijk wereldbeeld overtuigend uit te dragen Het enige wat hier overtuigend blijft werken is het resultaat. Zolang onze samenleving nieuwe geneeskunst, gemakken en gadgets produceert blijven mensen geloven in het nut en de noodzaak van de wetenschap. Op zich niets mis mee, alleen gaat op deze manier niet alleen veel talent en inzicht verloren, ook aan de inspiratie van degenen die nog wel in staat zijn om dit wetenschappelijke spel mee te spelen, wordt hiermee onvoldoende recht gedaan. Het wordt tijd om de wetenschappelijke methode te zien als spel, en de spelregels zodanig te verrijken, dat het spel meer toegankelijk wordt. Toegankelijk ook voor degenen die hun inspiratie vinden in andere zaken als de zeer gedetailleerde en gespecialiseerde analyse. Kortom, dit is een pleidooi voor de simulatie, het creatieve spel en voor modellering, voor de moed van de generalist, voor de handeling, de ondernemer, als verrijking van de passief analyticus.
Abonneren op:
Posts (Atom)