De vraag of het leven als zinvol kan worden ervaren hangt direct samen met de vraag in hoeverre ik het gevoel heb dat mijn leven richting heeft.
- Wordt mijn richting bepaald door een doel waarop ik me richt, zoals een pijl gericht op een roos? Maar als mijn richting bepaald wordt door een doel, waar komt dit doel vandaan?
- Wordt mijn richting bepaald door een kracht die van buitenaf op me inwerkt, zoals een kompas zich richt naar een magnetisch veld?
- Wordt mijn richting bepaald door een voorgaande gebeurtenis, zoals deeltjes na een explosie of botsing?
- Of zie ik dan mijn leven als ongericht zoals een brownse beweging?
In onze westerse traditie is lang geloofd, in de Middeleeuwen, in de Christelijke traditie, op basis van de gedachten van Aristoteles, in de aanwezigheid van een intrinsiek doel in ieder lichaam. Met de ontwikkeling van de analytische methode door Descartes is dit beeld vervangen door een meer mechanistisch wereldbeeld, althans voor wat betreft wat genoemd wordt de "materiële wereld".
Het is terecht om de veronderstelling dat achter ieder verschijnsel een intrinsiek doel zou liggen als een overbodige en daarmee onwenselijke aanname af te wijzen. (Deze praktijk om overbodige aannames af te wijzen wordt in de filosofie "Ockams scheermes " genoemd).
Maar hoe zit het dan met de verschijnselen van "organische groei" zoals we die menen te kunnen waarnemen bijvoorbeeld in het groeimodel van Erikson, waarover ik al eerder heb gesproken in bijvoorbeeld "vertrouwen"? In hoeverre is het groeimodel van Erikson een projectie, in hoeverre is "groei" vastgelegd in de genen, en in hoeverre kan deze groei ruimte vinden en benutten? En kan deze groei als emergentie worden beschouwd? Ikzelf vind dit een fascinerend, boeiend perspectief, groei als emergentie. Alleen, wat is nu emergent?
Daarmee zie ik de vraag of mijn leven gericht dan wel ongericht is als een reflectie op mezelf. En het antwoord is volledig afhankelijk van de mate waarop ik zelf mijn leven richting weet te geven.
Of althans, dat ik het gevoel heb, mijn leven richting te geven, en dat staat niet ver af van een intrinsiek doel, voorzover het enkel als beeldspraak kan worden beschouwd.
En daarmee blijven in feite blijven al de bovengenoemde vragen staan, want hoe weet ik in hoeverre ik zelf richting aan mijn leven geef?
Alleen een door mijzelf gevoelde richting biedt mij de inspiratie, de mechanismen die daarin mogen verborgen liggen, die kan ik niet kennen, deze vereisen mijn overgave, uiteindelijk.