woensdag 29 augustus 2012

Helderheid

In mijn laatste berichten heb ik een aantal keren gesproken over helderheid.
Het brengen van helderheid als centrale doelstelling voor filosofie. Waarbij ik in "over eenvoud" het scheermes van Ockam als instrument aanhaal.

Vooropgesteld, helderheid is een woord, hier gebruikt om iets te verbeelden. Wat betekent het, helderheid als centrale doelstelling voor filosofie? Helderheid wil zeggen een beeld dat niet op enige manier gehinderd wordt door vervuilingen. Vervuilingen zoals (toevallige) ruis, emotie, verwarring, onbegrip.Kant spreekt over "Rein", zuiver, een nuanceverschil met helder, zuiver is inderdaad onvervuild maar vooral ook een essentie. Bij helder is geen sprake van essentie, slechts de afwezigheid van vervuiling is wat telt. Wat willen we zien aan een schoongewassen raam, het raam, de gespiegelde ruit? Tot zover de verbeelding.
Glazenwasser instrumenten
De helderheid moet betrekking hebben op hetgeen wij als "werkelijkheid" beschouwen. Maar er is meer nodig voordat we over filosofie spreken. Bij de oude Grieken die wij filosofen noemen werden uitspraken filosofie genoemd die gingen over de gehele werkelijkheid, van ons bestaan, van onze wereld, de gehele ziel en zaligheid. Wel werd vrijwel meteen een onderscheid gemaakt tussen fysica en meta-fysica, en hoewel dat onderscheid in eerste instantie niet erg helder was, is het onderscheid in de traditie wel helderder geworden. Door de opkomst van het empirische denken is dit onderscheid nu gebaseerd op de empirie, fysica betreft alle kennis die ontstaat op basis van waarneming, metafysica betreft alle theorievorming die (noodgedwongen) plaats moet vinden zonder basis in de waarneming.

Immanuel Kant, hoogleraar in Metafysica stelt het als volgt voor: "De metafysica is als een donkere oceaan zonder kustlijn en zonder vuurtorens,...". Natuurlijk, er is geen kustlijn, maar wie deze oceaan bevaart heeft wel een punt van vertrek, het land, de eigen (waargenomen) werkelijkheid, de empirie. Het citaat van Kant gaat verder: "waar we te werk moeten gaan als een zeevaarder op een onbevaren zee. Deze loopt, zodra hij ergens land betreedt, zijn tocht na en onderzoekt of hij niet, bijvoorbeeld door onopgemerkte zeestromen uit de koers is geraakt, ook al heeft hij alle behoedzaamheid in acht genomen die de zeemanskunst vereist." In dit beeld is de metafysica daarmee vooral het instrumentarium van navigatie, daar waar de waarneming, het land, de empirie, de fysica als instrumentarium ontbreekt.
VOC navigatie instrumenten
In dit beeld zijn fysica en meta-fysica wederzijds elkaar uitsluitend, waar dit beeld zich niet over uitspreekt, is een eventuele relatie tussen fysica en meta-fysica. Een voor de hand liggende gedachte is, dat er geen relatie is. Dat is echter niet juist. Onze waarnemingen zijn beperkt in ruimte en tijd, en het is juist de Copernicaanse wending van Kant geweest, die duidelijk heeft gemaakt dat daarmee alle fysica uiteindelijk op enigerlei wijze gestoeld moet zijn op enige vorm van metafysica. Ofwel, iedere vorm van fysica heeft een vorm van metafysica als vooronderstelling nodig.

De helderheid die de filosofie beoogt moet zich daarom richten op de metafysica, de metafysica die voorondersteld wordt in onze fysica. Vooronderstellingen, die niet bijdragen aan deze helderheid zijn dan ook geen geschikte filosofie. Daar zit een onderscheid, tussen filosofie en religie of iedere willekeurige levensovertuiging, waar inspiratie belangrijker is dan helderheid.

donderdag 23 augustus 2012

Wat is onze situatie?

In de reacties die ik heb mogen ontvangen op mijn blog heb ik weer eens ervaren hoe moeilijk het is om elkaar werkelijk te begrijpen. Juist in mijn blog probeer ik zo basaal en eenvoudig mogelijk mijn gedachten te formuleren met het doel om enige helderheid te verkrijgen, en juist over deze gedachtevorming krijg ik ik dan moeizame gesprekken en discussie met mijn beste vrienden.  Ieder gebruikt woord en ieder beeld kan aanleiding zijn tot verschillen in inzicht en interpretatie. Ik wil er niet moedeloos van worden, ik blijf optimistisch en overtuigd van de uiteindelijke waarde en betekenis van een eenvoudig begrip van onze situatie. Het enige wat voor mij werkelijk van belang wordt geacht, - en ik denk dat ik kan zeggen dat ik daarin mij gedreven mag voelen door mijn eigen situatie -, is een reflectie op de eigen situatie zonder enig voorbehoud. Met mijn eigen situatie, voor de helderheid, bedoel ik in dit specifieke verband, de situatie van  een voorspelbaar einde op relatief korte termijn als gevolg van een terminale ziekte. Alles relatief beschouwd wil ik deze specifieke situatie graag generaliseren en opmerken dat, voor zover mijn ervaring reikt, leven beschouwd moet worden als een terminale ziekte vol onvoorzienbare risico's. Mijn situatie verschilt daarin niet van die van wie dan ook.

Onze situatie is veel meer dan dat, zoals ik hier zit en gedachten vorm ben ik volledig "live and kicking". Met wat ik hier "onze situatie" noem doel ik op een discussie die ik heb gehad met vrienden, naar aanleiding van mijn gedachtevorming over de ideeënleer van Plato. Een discussie over "de ware aard van de werkelijkheid", de hier gekozen formuleren verraad al de Platonische achtergronden van deze discussie. Kortom, volgens mij niet eenvoudig.

Wat is onze werkelijkheid, is het de werkelijkheid of is het een illusie, en als het een illusie is, is er dan een werkelijke werkelijkheid, denk aan Plato's grot, of is misschien alles illusie, ook Plato's grot?

Zoals iedere discussie over solipsisme onoplosbaar en daarmee in mijn optiek onvruchtbaar is, zo is ook deze discussie onoplosbaar en daarmee onvruchtbaar. Een aspect van onze situatie dat we onder ogen moeten zien is de beperkingen waaraan ons bewustzijn onderhevig is. Beperkingen als gevolg van ons beperkte perspectief. Immers, wij worden geboren in een wereld waarin onze aanwezigheid beperkt is in ruimte en tijd. Over het verleden kunnen we enkel en alleen de achtergebleven sporen interpreteren, over de toekomst kunnen we slechts raden op basis van onze ervaringen. Het is onze natuurlijke en begrijpelijke reactie om te proberen deze beperkingen te overstijgen.
In mijn beleving zijn deze beperkingen van ons bewustzijn enkel en alleen te overstijgen, en dit is inderdaad en bewust tegenstrijdig, in de aanvaarding van de beperking. Ontkenning van deze beperkingen leidt inderdaad tot het navolgen van illusies.

Onze werkelijkheid is voor ons niet volledig kenbaar en daarmee ondoorgrondelijk. Als in de werkelijkheid een ware aard moet worden onderkend, dan is deze onkenbaarheid haar ware aard. En zo is iedere speculatie over de aard van de werkelijkheid een illusie. En tegelijkertijd, het is zinvol een werkelijkheid te onderkennen. Stel dat ik mijn situatie, mijn werkelijkheid interpreteer als een illusie, dan heb ik in mijn relatie met de ander uiteindelijk 2 alternatieven:
Leven in een zeepbel, als verbeelding van alternatief 1
  1. De ander is een illusie, als ik communiceer met de ander communiceer ik met een illusie die mijn geest produceert, de werkelijkheid is mijn projectie en mijn bewustzijn als een zeepbel. Onvruchtbaar solipsisme, gebaseerd op een ondoordacht en egocentrisch onderscheid gemaakt tussen mijn bewustzijn en (de rest van) de werkelijkheid. Nogmaals, ik wijs dit af, onvruchtbaar, en volstrekt ontoereikend als verklaring voor de werkelijkheid zoals ik deze ervaar. Absurd, en vooral niet inspirerend.
  2. Verbeelding van alternatief 2
    "Glasperlenspiel", foto van Wolfgang Theiss

  3. De ander is geen illusie, de gehele door onze ervaren materiële  werkelijkheid is een illusie gedragen door een bewustzijn waar mijn bewustzijn, en dat van de ander, onderdeel van uitmaken. Dit overkoepelend bewustzijn is goddelijk. Deze idealistische gedachtegang is naar voren geschoven door  George Berkeley. Een gedachtegang die nog steeds als inspirerend wordt ervaren. Consequentie van deze gedachtegang is, dat de werkelijkheid tot stand komt door ons bewustzijn. In mijn beleving een vorm van ontkenning van de hiervoor genoemde beperkingen van ons bewustzijn. Een kijk op de wereld die in mijn beleving de werkelijkheid niet verhelderd maar juist verwarring veroorzaakt. Ik zelf  vind mijn inspiratie juist in de aanvaarding van de ondoorgrondelijkheid, de onscheidbaarheid en vergankelijkheid van de werkelijkheid, en ik kan weinig inspiratie putten uit een complexe beeldvorming die zich uiteindelijk moet baseren op een andere, ideale, werkelijkheid als degene waarin ik meen te verkeren. 

Mijn behoefte aan eenvoud laat mij leven vanuit een bewustzijn van een werkelijkheid onscheidbaar gedeeld met ieder ander bewustzijn en niet-bewustzijn ("ding"). Waarin het mijn verantwoordelijkheid is mezelf al dan niet te verstaan met deze werkelijkheid, met al mijn beperkingen. Zo eenvoudig wil ik het zien.

In mijn gedachtevorming over bewustzijn  heb ik Wittgenstein aangehaald. Zijn eerste stelling "De wereld is alles wat het geval is", ontwijkt welbewust iedere discussie over de ware aard van de werkelijkheid.
De discussie kan zich richten op datgene wat als zijnde het geval kan worden beschouwd. Of de eindigheid die Wittgenstein voorondersteld in de hier aangehaalde "tractatus logico philosophicus" juist of haalbaar is, wil ik hier buiten beschouwing laten, ik ben het er niet mee eens, daar kom ik op terug.
Het gaat mij hier om de goedgekozen uitgangspunten:
"1. De wereld is alles wat het geval is" en  "2.063 De wereld is de som van alle werkelijkheden" (zie 2.06 The existence and non-existence of states of affairs is reality).

Een eenvoudig voorbeeld:
Afgelopen week reed ik met de auto mijn straat in. Ik zat achter het stuur, en in de auto zaten 2 andere passagiers, mijn partner en een goede vriendin. Mijn partner waarschuwde mij voor een kat op straat, ik schrok van haar waarschuwing, en er ontspon zich een levendige discussie over de verkeerssituatie waarin we ons bevonden. In deze discussie bleek dat we alle drie ieder de verkeerssituatie verschillend hadden beoordeeld, gebaseerd op verschillende posities en verschillende waarnemingen. Ik denk dat iedereen er zich wel iets bij kan voorstellen. En toch is het allemaal goed afgelopen, er is niets gebeurd, we zijn gewoon doorgereden, ik ben niet gestopt, en niet uitgestapt en ook mijn partner en vriendin heb ik niet verzocht om uit te stappen. We begrepen dat eenieder de situatie verschillend had waargenomen en beoordeeld, en waren het erover eens dat het van belang was om een gemeenschappelijk beeld te vormen over de situatie en ons oordeel waar mogelijk op dit gezamenlijke beeld te baseren. Door onderlinge afstemming over "wat het geval is".

Natuurlijk, een eenvoudige situatie waarin niets is gebeurd. Onze werkelijkheid biedt grotere uitdagingen waarin de behoefte aan inspiratie en het vestigen van hoop andere verwachtingen creëert.
Het is zoals het Chinese spreekwoord zegt: iedere reis begint met de eerste stap.

Over eenvoud

In mijn gedachtevorming over het doelgericht zijn van mijn  leven heb ik gesproken over "het scheermes van Ockam". Dit "scheermes" is een scherp instrument in mijn denken, ik hanteer het graag zogezegd. En je zou je af kunnen vragen waarom. Waarom  zou het wenselijk zijn om overbodig geachte beelden of concepten  niet als basis voor de vorming van een eigen wereldbeeld te gebruiken? Gedachten of beelden kunnen inspireren, maar als iedere overbodig geachte gedachte wordt verbannen, waarin vind ik mijn inspiratie dan?
Laat ik voorop stellen dat gedachten vrij zijn, ook overbodige, en het is zeker niet mijn streven welke gedachte, hoe overbodig geacht dan ook, te bannen. In zoverre dat mogelijk zou zijn.

Vanwaar dan deze behoefte aan eenvoud? Ik denk dat dit voor mij van belang is, omdat ik mijn filosofie bedrijf vanuit een behoefte tot helderheid. Voor mij is de betekenis van mijn gedachtevorming gelegen in een gevoelde noodzaak om mijn interpretatie van de werkelijkheid te formuleren en delen om daarmee helderheid in de situatie tot stand te brengen. In mijn beleving leven wij mensen in een gemeenschappelijke wereld waarin veel verwarring en onbegrip heerst. Niet alle, maar een deel van deze verwarring en onbegrip, zijn het gevolg van onbegrip over de aard van deze situatie. En weer niet alle, maar een deel van onbegrip kan worden weggenomen door een heldere gedachtevorming ov er de aard van de situatie. Zo is mijn  gevoel, en zo is er mijn aandrang tot het schrijven van deze blog.

En zo waardeer ik het scheermes van Ockam. Immers, overbodige beelden, concepten, gedachten kunnen de helderheid van het te communiceren beeld versluieren en kunnen een emotie oproepen die de bedoelde interpretatie van wat gecommuniceerd wordt in de weg staat. Daarmee vraagt het scheermes een grote discipline in het gebruik. En ik ben mij ervan bewust dat ik enerzijds, in mijn eigen emotionele behoeften van  eidelheid of behaagzucht te weinig het scheermes hanteer, en anderzijds, in mijn ongeduld en  mijn behoefte tot verrassen en ontregelen het scheermes ook vaak teveel en gevaarlijk hanteer. Het geluk van de filosofie is dan natuurlijk dat dit alles slechts om gedachten gaat, er komt nog geen bloed uit zogezegd.



donderdag 16 augustus 2012

Gericht of ongericht?

Ik ken mijn klassiekers, dit is mijn formulering van de vraag van Hamlet.

De vraag of het leven als zinvol kan worden ervaren hangt direct samen met de vraag in hoeverre ik het gevoel heb dat mijn leven richting heeft.

  • Wordt mijn richting bepaald door een doel waarop ik me richt, zoals een pijl gericht op een roos? Maar als mijn richting bepaald wordt door een doel, waar komt dit doel vandaan?
  • Wordt mijn richting bepaald door een kracht die van buitenaf op me inwerkt, zoals een kompas zich richt naar een magnetisch veld?
  • Wordt mijn richting bepaald door een voorgaande gebeurtenis, zoals deeltjes na een explosie of botsing?
  • Of zie ik dan mijn leven als ongericht zoals een brownse beweging?

In onze westerse traditie is lang geloofd, in de Middeleeuwen, in de Christelijke traditie, op basis van de gedachten van Aristoteles, in de aanwezigheid van een intrinsiek doel in ieder lichaam. Met de ontwikkeling van de analytische methode door Descartes is dit beeld vervangen door een meer mechanistisch wereldbeeld, althans voor wat betreft wat genoemd wordt de "materiële wereld". 
Het is terecht om de veronderstelling dat achter ieder verschijnsel een intrinsiek doel zou liggen als een overbodige en daarmee onwenselijke aanname af te wijzen. (Deze praktijk om overbodige aannames af te wijzen wordt in de filosofie "Ockams scheermes " genoemd).

Maar hoe zit het dan met de verschijnselen van "organische groei" zoals we die menen te kunnen waarnemen bijvoorbeeld in het groeimodel van Erikson, waarover ik al eerder heb gesproken in bijvoorbeeld "vertrouwen"? In hoeverre is het groeimodel van Erikson een projectie, in hoeverre is "groei" vastgelegd in de genen, en in hoeverre kan deze groei ruimte vinden en benutten? En kan deze groei als emergentie worden beschouwd? Ikzelf vind dit een fascinerend, boeiend perspectief, groei als emergentie. Alleen, wat is nu emergent?

Daarmee zie ik de vraag of mijn leven gericht dan wel ongericht is als een reflectie op mezelf. En het antwoord is volledig afhankelijk van de mate waarop ik zelf mijn leven richting weet te geven.
Of althans, dat ik het gevoel heb, mijn leven richting te geven, en dat staat niet ver af van een intrinsiek doel, voorzover het enkel als beeldspraak kan worden beschouwd.

En daarmee blijven in feite blijven al de bovengenoemde vragen staan, want hoe weet ik in hoeverre ik zelf richting aan mijn leven geef?

Alleen een door mijzelf gevoelde richting biedt mij de inspiratie, de mechanismen die daarin mogen verborgen liggen, die kan ik niet kennen, deze vereisen mijn overgave, uiteindelijk.


Emergent bewustzijn

In mijn vorig bericht heb ik gesproken over het dualisme van materie en geest. Afwijzingen van dit dualisme worden vaak genoemd monisme of non-dualisme (Engelse Wiki: Nondualism_versus_monism). Geloof het of niet, ook daarbinnen zijn weer talloze nuanceringen en onderscheidingen gedacht. Nuanceringen waarover ik mij niet wens uit te spreken, omdat al deze nuanceringen uitspraken zijn die gaan over de aard van de werkelijkheid die wij eenvoudigweg niet kunnen kennen (regel 1, regel 7 tractatus logico philosophicus).

Toch wil dit niet zeggen dat ons enkel zwijgen rest. Uiteindelijk heeft ook de hiervoor aangehaalde Wittgenstein dit ingezien. Wij mensen leven ons leven, zoeken, vinden en geven zin en inspiratie aan ons leven  in de wijze waarop we met onszelf, met elkaar en de wereld rondom ons communiceren. Stilte is daarbij een van de communicatievormen.

Waarover ik ook heb gesproken is de analytische methode. Zoals opgemerkt, het inherent reductionisme heeft zo zijn beperkingen, maar in zoverre je die beperkingen mee kan wegen is deze methode succesvol gebleken bij die aspecten van de werkelijkheid die voor ons toegankelijk zijn. Voor het verkrijgen van inzicht en voor het toetsen en onderzoeken van modellen die deze werkelijkheid proberen te verklaren.

Waar de analytische methode op haar grenzen stuit is in de verklaring van emergentie. Nu is het niet zo dat ik denk dat emergentie niet verklaart kan worden met de analytische methode, dat kan denk ik wel, wat de analytische methode niet kan, is tegelijkertijd zowel een emergentie verklaren als het emergent verschijnsel dat verklaard is in haar analyse beschouwen. Op dat moment ontstaan er conflicten tussen de verschillende beschouwingsniveau's waarbij het niet meer vaststelbaar is welke interpretatie de juiste moet zijn. De geanalyseerde werkelijkheid kent de onderscheiden niveau's niet. Niveau's bestaan niet, ze vormen een voor ons noodzakelijk onderdeel van de beschouwing. De werkelijkheid doet, en kleurt niet speciaal binnen de lijntjes. Overigens, natuurlijk, ook "emergentie" bestaat niet in de werkelijkheid, maar enkel in onze beschouwing (in zoverre de beschouwing zelf hier als niet-werkelijk wordt beschouwd, maar natuurlijk altijd in de werkelijkheid een drager kent in de beschouwer).

Emergentie is daarmee een lastig maar tegelijkertijd ook fascinerend verschijnsel dat in onze werkelijkheid op allerlei verschillende niveau's wordt onderscheiden. Ik denk dat mijn bewustzijn, mijn perspectief, zoals ik dit eerder ook heb genoemd, uiteindelijk beschouwd kan worden als een emergent verschijnsel. Een emergentie van het leven, zelf een emergent verschijnsel. Overigens, leven en niet-leven vormen een niet-werkelijk onderscheid in het licht van deze beschouwing van emergentie, en ook fysische verschijnselen zijn als emergenties te beschouwen. In de verklaring van bewustzijn als emergent verschijnsel neemt zelfverwijzing, recursie een belangrijke plaats in.

Even kort door de bocht de zaken op een rij:

  • Mutatie, ofwel chaos, als motor van ontwikkeling.
  • Eiwitten die als matrijzen fungeren voor de vorming van eiwitten.
  • Recursie, als onderdeel van het mechanisme, eiwitten die matrijs zijn voor zichzelf kopiëren zichzelf.
  • Deze recursie wordt evolutionair “aangemoedigd”, immers deze eiwitten houden zichzelf in stand.
  • Ergens ontstaat een wederkerigheid, niet alleen tussen verschillende samenwerkende eiwitten, maar ook in het reproductie mechanisme van het eiwit. Hiermee een vorm van sexuele selectie, en daarmee verder richtinggevend voor het natuurlijk mutatie proces.
  • Vervolgens: eiwitten die een milieu om zich heen vormen waarbinnen het kopieergedrag een vruchtbare voedingsbodem vindt. Dan het samengaan en de samenwerking van verschillende en gespecialiseerde eiwitclusters in de organisatie van een cel. Met daarbinnen een eiwitstructuur, DNA, die zichzelf kan kopiëren en de informatie bevat voor de samenwerking in de cel.
  • Het organisme als samenwerking van gespecialiseerde cellen met daarbinnen een gespecialiseerd orgaan, het centraal zenuwstelsel, voor coördinatie en instandhouding van dit organisme (Homeostase).
  • Daarmee ontwikkelt dit centraal zenuwstelsel zich een afbeelding van het organisme en van het functioneren van dit organisme, een bewustzijn, en daarbinnen van het functioneren van de coördinatie van dit organisme, een zelfbewustzijn.

Hoe de niveau's en hoe de recursie precies georganiseerd zijn is hier niet van belang. Het gaat mij hier om het principe van de emergentie als verklaringsmodel voor het ontstaan van zowel leven als bewustzijn. Recursie is daarbij een opvallend mechanisme, juist omdat het de verschillende beschouwingsniveau's doorkruist.

Een interessante vraag is, of deze ontwikkeling tot bewustzijn (bewust zijn)  zoals we die bij onszelf kunnen onderkennen een lijn is die doorgezet kan worden door ons zelf. Zijn wij mensen in staat om in onze communicatie met onszelf, met elkaar en onze wereld, om dit bewustzijn te tillen naar een "hoger niveau"?

Kunnen wij, met reflectie op onszelf, elkaar en op de wereld, door het aangaan van wederkerige relaties, een gezamenlijk bewustzijn  vormen? Of maken we sowieso al onderdeel uit van een gezamenlijk bewustzijn, en behoeven we ons dit slechts bewust te zijn, maar wat zou dat dan inhouden?

Ik denk dat dat uiteindelijk de belangrijkste vragen zijn voor ons denken: hoe wij onze perspectieven, ons bewustzijn, al dan niet delen of kunnen delen.

woensdag 15 augustus 2012

Over de analytische methode

Bij Plato waren we gestuit op een dualisme van aardse tijdelijke schijn en eeuwige ideële werkelijkheid. In onze traditie is dit dualisme uitgekristalliseerd in een tegenstelling lichaam-geest. Een van de belangrijkere meer moderne denkers die dit dualisme verder heeft uitgewerkt is Renée Descartes.

De rigoureuze manier waarop door Descartes een scheiding tussen een materiële en een immateriële wereld wordt verondersteld.komt niet uit de lucht vallen maar hangt direct samen met de wereld waarin Descartes is opgegroeid en waarin hij zijn denken uitwerkt en beleeft. Wat dat betreft vind ik het heel boeiend om zijn "verhandeling over de methode"  te lezen. Een aanrader, niet echt lang, nog steeds goed toegankelijk en vrij beschikbaar op internet (ook in het Nederlands, als "vertoog over de methode"! Juist door goed door te dringen in de achtergronden van zijn denken kan ik met alle respect zijn conclusies en gedachtegang afwijzen. En tegelijkertijd ook inzien hoezeer hij heeft bijgedragen aan voortgang in ons begrip van de wereld. En dan met name dit begrip van de wereld, niet zozeer van onszelf, daar zat nu juist het manco, dat direct samenhangt met de door hem gekozen uitgangspunten. Volgens mij zijn de uitgangspunten waarmee het mis gaat:
- een analytische methode, waarbij een complex geheel begrijpelijk wordt gemaakt door deze onder te verdelen in afzonderlijk te begrijpen individuele onderdelen, waarbij de samenhang gezien wordt op basis van het functioneren van de verschillende onderdelen.
- een scheiding tussen materie en geest, waarbij de materie als volledig verklaarbaar wordt verondersteld op basis van de analytische methode.
- Descartes was een optimist, hij veronderstelde dat we, met ons verstand, door onbevooroordeeld waarnemen en een volledig wiskundige interpretatie de materiële werkelijkheid moeten kunnen doorgronden. Als Rationalist verondersteld hij dat je het redelijke denken en de emotie zou kunnen scheiden.

Ik denk dat alle drie van deze uitgangspunten heroverwogen moeten worden. 
- Deze analytische methode kan mechanismen verklaren en leidt daarmee tot een mechanisch wereldbeeld. De vraag is of daarmee een volledige verklaring wordt geboden, en of een volledige verklaring ermee mogelijk is. Kan ieder geheel worden opgevat als som der delen, of is er dynamiek in het geheel. In hoeverre is de betekenis van een onderdeel te onderscheiden van de betekenis van andere delen, of is de betekenis wederkerig, dan wel samenhangend met het geheel. In hoeverre kunnen delen onderscheiden worden van een geheel, kan een geheel onderscheiden worden? Voor het onderkennen van betekenis is juist de betekenis van het geheel als meer of anders dan als som van belang.
- Materie en geest zijn woorden die elkaar betekenis geven, als "frame", raamwerk voor het waarnemen van de werkelijkheid niet vruchtbaar omdat de begrippen wederzijds elkaar reduceren. Het voordeel voor Descartes was, dat hij min of meer veilig een mechanistisch wereldbeeld aan de materie kon op,leggen, en anderzijds relatief veilig zijn religieuze wereldbeeld kon veiligstellen. De materiële wereld laat zich niet zomaar reduceren tot een mechanistisch wereldbeeld, en mensen laten zich er niet zomaar door inspireren. En ook geest als een immaterieel en ongrijpbare materie overstijgende (transcendente) eeuwigheid is al even weinig inspirerend. 
- Onbevooroordeeld waarnemen is niet eenvoudig, emotie en rede zijn niet zomaar te onderscheiden, in het kader van de analytische methode is de wiskunde zeer bruikbaar, maar daarmee is niet alles verklaarbaar of betekenisvol. Het is een oefening die filosofen geen goede naam heeft bezorgd. Mijn gedachte is dat redelijk denken en wiskundig inzicht niet anders zijn dan iedere andere emotie. Waarmee we terug zijn op de centrale vraag: "wat is denken".
Deze drie uitgangspunten, en de kritiek erop, zijn na Descartes door verschillende filosofen aan een kritisch onderzoek onderworpen, denk bijvoorbeeld aan Spinoza (immanentie tegenover transcendentie), Hume (over causaliteit), Kant (de Copernicaanse wending), Nietsche ("God is dood"), Wittgenstein (Wiskunde, kijk ook naar de Engelse wiki, die is meer omvattend). 

Vanwaar dan toch die verleidelijke gedachte om geest te onderscheiden en te stellen boven materie, maar vooral: wat betekent het dit onderscheid niet te maken?
Als we de wereld rondom ons beschouwen, dan kunnen we ver komen met de analytische methode in de mechanistische verklaring en voorspelling van deze wereld.
Als we de wereld in ons zelf beschouwen, en onze communicatie met de wereld rondom ons (de "ander") op basis van deze innerlijke wereld, dan komen we niet erg ver met de analytische methode. De wijze waarop de ene gedachte tot de andere leidt, of waarop de ene emotie tot de andere emotie of gedachte leidt, of hoe de ene idee leidt bij een persoon tot de andere idee bij de ander, de inspiratie, dat is allemaal moeilijk met de analytische methode of de wiskunde te omvatten. Fijn als je dat allemaal in een keer naar de andere wereld kan sturen, nuttig in een wereld waarin niet vrij kon worden gedacht, wenselijk in een wereld waarvan zo weinig kon worden begrepen.. Maar zoals gezegd, niet inspirerend, en weinig betekenisvol, en nu meer dan overbodig.

Maar laat ik niet te negatief klinken, de analytische methode heeft veel opgeleverd, en is nog steeds heel vruchtbaar. Het punt is meer, dat we op grond van dit succes niet blind mogen zijn voor de tekortkomingen. En kritisch op zoek moeten blijven naar oplossingen voor deze tekortkomingen. De tekortkomingen die ik zie:
- het geheel laat zich niet altijd reduceren tot som der delen. Bijvoorbeeld, een reductionisme waarmee leven kan worden verklaard op basis van een eiwitstructuur die in staat is tot replicatie biedt een mooie mechanistische verklaring. De complexiteit van de eiwitstructuren en van de replicatriemechanismen maken echter deze verklaring altijd onvolledig. Nadere detaillering en verder onderzoek zullen telkens weer wenselijk zijn. Dat is geen probleem, alleen zal iedere detaillering het overzicht van het geheel weer verminderen. Zoals het model op zich al een voor de meeste mensen ongrijpbare simpificatie is geworden. Los daarvan, welke aanknopingspunten biedt het voor een begrip van het leven? Wat maakt de vitaliteit van het leven? Wat is vitaliteit, bestaat er zoiets als vitaliteit, en is deze vitaliteit dan een kracht, en kent ze een doel, gerichtheid?
Bij het verklaren van een geheel als anders dan enkel de som der delen komt het begrip emergentie naar boven, engels emergence, Is dit begrip een stoplap om het gebrek aan inzicht te maskeren of is het meer dan dat? Ieder niet triviaal probleem of complex systeem omvat al dan niet zelf gereguleerde terugkoppelingen, wederkerige betrekkingen, eventueel recursief, en op grond daarvan, een niet-lineair gedrag. Dit gedrag kan emergent genoemd worden als het begrip van het verschijnsel een analyse op een ander (geëigend)  niveau vereist.
- De analytische methode als onderdeel van de wetenschappelijke methode biedt geen aanknopingspunten voor het komen tot verklaringen of conclusies. De analytische reductie kan leiden tot een oneindig proces van onderzoek, tot Analysis paralysis. Waar komt de visie, het nieuwe inzicht, de inspiratie vandaan? Volgens mij is de nadruk die in ons onderwijs wordt gelegd op deze analytische methode ongunstig voor de inspiratie en creativiteit. Juist de menselijke interactie, het spel en de persoonlijke moed in het doen van onvoorstelbare aannames zijn de methodes waarmee nieuwe inzichten tot stand komen.

Vooral dit laatste is van groot belang. In die zin zijn we nu op eenzelfde punt beland als waar Descartes stond. Voor Descartes was het scholastieke (middeleeuwse) onderwijs onbevredigend. In zijn jonge jaren  had Descartes weinig waardering voor de universitaire instituten waar hij had gestudeerd, en na een studie rechten koos hij voor een zwervend bestaan. Hij trad  in dienst van verschillende legers in de oorlogen die Europa teisterden in zijn tijd. Tijdens deze oorlogen komt hij tot een moment van inzicht, zoals zijn "vertoog over de methode" zo mooi beschrijft. Hij komt tot het inzicht dat de crisis van zijn tijd hem noodzaakt de grondslagen van het gebouw van de kennis geheel zelfstandig opnieuw te onderzoeken (N.B. hij komt tot dit inzicht na het meemaken van de procedure tot keuze van de nieuwe Duitse Keizer tijdens de 30-jarige oorlog, een historische fase van het Europese politieke proces). En formuleert zijn methode waarmee hij, ruw gesteld, hoofd en hart van elkaar scheidt. Even kort gezegd kun je stellen dat het nu tijd wordt om hoofd en hart weer aan elkaar te koppelen, en in de methode ook weer emotie en inspiratie te verdisconteren.

Ons onderwijs is nu weliswaar in staat om een zeer selecte groep op te leiden tot kwalitatief hoogstaande en gespecialiseerde wetenschappers, ze is niet in staat om grote groepen te inspireren en nauwelijks in staat om haar wetenschappelijk wereldbeeld overtuigend uit te dragen Het enige wat hier overtuigend blijft werken is het resultaat. Zolang onze samenleving nieuwe geneeskunst, gemakken en gadgets produceert blijven mensen geloven in het nut en de noodzaak van de wetenschap. Op zich niets mis mee, alleen gaat op deze manier niet alleen veel talent en inzicht verloren, ook aan de inspiratie van degenen die nog wel in staat zijn om dit wetenschappelijke spel mee te spelen, wordt hiermee onvoldoende recht gedaan. Het wordt tijd om de wetenschappelijke methode te zien als spel, en de spelregels zodanig te verrijken, dat het spel meer toegankelijk wordt. Toegankelijk ook voor degenen die hun inspiratie vinden in andere zaken als de zeer gedetailleerde en gespecialiseerde analyse. Kortom, dit is een pleidooi voor de simulatie, het creatieve spel en voor modellering, voor de moed van de generalist, voor de handeling, de ondernemer, als verrijking van de passief analyticus.