dinsdag 19 november 2013

De onrust van de vlinder

Mijn laatste bericht dateert van ruim een jaar geleden. Ik gebruikte aan het slot daarvan het beeld van de vlinder. Als zou ik een metamorfose kunnen ondergaan in de inkeer in mezelf, en vanuit de cocon als vlinder ontpoppen. In een van mijn eerste berichten heb ik de beperkte houdbaarheid van iedere beeldspraak willen aangeven. Iedere beeldspraak, iedere metafoor, is een afbeelding. en iedere afbeelding is een abstractie van de werkelijkheid. Ons denken kan niet zonder deze afbeeldingen, waarvan dan ook, en ons denken slaat altijd stappen over in de herleiding van de afbeelding, de projectie, op de werkelijkheid.
De beeldspraak die ik daar op zijn beurt voor hanteer is het gezegde "de kruik gaat zolang te water tot ze breekt", ofwel iedere beeldspraak wordt uiteindelijk wel ergens weer zover opgerekt dat de beeldspraak niet meer overeenstemt met wat de beeldspraak bedoeld aan te duiden. Onmogelijk anders, en, zolang je je er bewust van bent, ook geen probleem.

Terug naar de vlinder. In de metamorfose van een rups die een cocon weeft en als vlinder ontpopt is er geen weg terug, de ene toestand gaat onherroepelijk over in de andere. Voor meer over mijn gedachten over dit mechanisme zie mijn blog "Coconweefsel".
De metamorfose die ik in mijn geest zou kunnen maken tot vlinder door een onthechting van hetgeen mij in het dagelijkse leven afleiden kan van wat ik werkelijk belangrijk vind, die metamorfose is geen onherroepelijke toestand, eerder een activiteit van de geest die ieder moment weer kan vervluchtigen. En daarin dan weer even ongrijpbaar als een vlinder. De beeldspraak van de vlinder kent veel verschillende betekenissen.

Kortom, iedere beeldspraak kan tot inzicht leiden, maar evengoed tot dwaling. Het onderscheid? Dat zullen jij en ik vooral eerst zelf moeten bepalen. Daarmee terugkomend op het gezamenlijk verhaal een aanvulling. Het is niet mijn bedoeling om in deze blog terug te komen op eerdere berichten, maar soms is er een voortschrijdend inzicht dat verhelderend kan werken. In het gezamenlijk verhaal benoem ik een aantal vooral psychologische redenen waarom het voor ons mensen zo moeiljk is om tot een gezamenlijk verhaal te komen. Daarbij noemde ik de wet van de uitgesloten derde. Dit is een nogal abstracte weergave van iets dat veel simpeler kan worden gezegd en begrepen. Het is het onderscheid tussen inclusief en exclusief denken, ofwel, houd mijn gelijk meteen het ongelijk van het jouwe in, of kan jou gelijk bestaan samen met mijn gelijk? Een nogal cruciaal verschil, dat in de hitte van de strijd vaak over het hoofd wordt gezien. De wet van de uitgesloten derde is een regel uit de logica. In onze westerse filosofie is het belang van de logica lang sterk overschat, en we hebben daar veel onzinnige richtingstrijd aan te danken. In de oosterse filosofie is vanaf de de tijd van Nagarjuna  het inzicht gangbaar dat er geen noodzakelijke relatie is tussen onze logica en de werkelijkheid. Nagarjuna ontwikkeld een filosofie van relatieve, dualistische en alledaagse waarheid, en non-dualistische ultieme, absolute en onkenbare waarheid. Beide waarheden zijn paradoxaal en geldig, het leven is een spel dat gespeeld wordt in het spanningsveld tussen deze waarheden, uberhaupt is alles een spel in de leegte tussen schijnbare paradoxen. Op grond van dit inzicht wordt door Nagarjuna het inclusief denken als ultieme wijsheid gezien, omdat de wereld waarin wij met elkaar leven, onze intersubjectieve werkelijkheid, altijd deel uitmaakt van deze relatieve waarheid. In de westerse filosofie breekt dit inzicht stapje voor stapje door, met als grootste stappers natuurlijk Nietzsche en in de moderne tijd het voortschrijdende inzicht van Wittgenstein als hij na zijn Tractatus weer zijn filosofische onderzoekingen oppakt.

Genoeg hiermee over de grote namen en tradities. In dit bericht heb ik een metamorfose beschreven als "een activiteit van de geest" en dat is precies waar ik mee verder wil in deze blog. Al eerder heb ik me uitgesproken over mijn begrip van de term "geest", maar de activiteit ervan? Zou dat het denken zijn waar uiteindelijk deze gehele blog over gaat. Wat we er in ieder geval over weten is dat het denken gebeurt met de hulp van beelden, beelden in de ruimste zin van het woord, als afbeeldingen.
Er valt natuurlijk nog veel meer over denken te zeggen, en daarmee wil ik de draad weer oppakken.

zaterdag 6 oktober 2012

omkering van de grot

Begonnen over de liefde en geëindigd bij mijn eigen richting. Kom ik toch weer terug op de eerste persoon, op mezelf. In dimensies waarin zich de wereld ontvouwt, jij jou en ik mij in ontvouw en de wereld in mij en in jou. Woorden betekenen niet veel meer, en gaan hinderen.

Het geraas van de wereld overstemt de innerlijke stemmen die mij richting geven. Als ik mijn oor niet bij mezelf te luister kan leggen omdat de emoties mij onbegrepen verstommen dan voel ik mijn zaak als verloren.   Daarom moet ik terugkeren naar Plato en de Allegorie van de grot. Ik heb daarover eerder gesproken bij mijn afwijzing van het idealisme. De interpretatie van deze allegorie als verbeelding van een schijnbare werkelijkheid is slechts 1 van de mogelijke interpretaties. Ik kan het beeld ook omkeren. De grot kan evenzeer staan voor mijn beleving van de werkelijkheid, voor het wereldbeeld waarin ik mezelf heb vastgeklonken. En de schimmen op de muur zijn mijn eigen projecties op basis van mijn eigen slecht begrepen emoties en angsten. Door te onderkennen dat de ketenen waarin ik geklonken zit, mijn eigen ketenen zijn, en ik vrij ben deze los te laten en uit de grot te treden, daardoor kan ik ook deze werkelijkheid zien zoals ze is, en niet vervormd door mijn eigen angsten en projecties. Wat ik daarvoor moet doen en vooral wat ik daarvoor moet laten, dat is het luisteren naar het geraas van de wereld. Door te luisteren naar mijn eigen stem en emoties. Door deze te begrijpen en mijn angsten en verwachtingen te weerstaan, daardoor kan ik me bevrijden van mijn imaginaire ketenen.

Het is het oude verhaal, maar dit doet het toch goed bij mij.
Vervolgens wordt ik dan vrij, vrij om in en uit de grot te gaan.
Want die grot, dat ben ik dus uiteindelijk zelf.
Tot zover de verbeelding.

Of zal ik een vlinder zijn?

Over de liefde

O ja, over de liefde, hadden we het nog niet over gehad.

Ik heb wel genoeg gesproken over de werkelijkheid en 3e persoon. Deze wereld dringt zich steeds verder aan mij op. En ik voorzie, dat in de niet zo verre toekomst de gedachten wereld van mensen meer en meer raakvlakken zal krijgen met deze wereld. Dit klinkt misschien vaag, maar ik bedoel: tekst, telefoon, radio, film, tv, internet, en daarna ...

Ik weet het niet. In mijn gedachten wereld worden de 1e en 2e persoonsvorm aan de aandacht onttrokken door de stortvloed aan wereld. Hoe reageer ik daarop? Ik weet het niet precies, ik ben geworpen in deze wereld die zich ontwikkeld op deze wijze. Het lijkt erop, dat hoe meer ik in beslag wordt genomen door de wereld, en naarmate ik me minder direct tot de ander of mezelf richt, dat ik daardoor in mijn gedachten en handelen steeds instrumenteler, steeds minder betrokken kan zijn.

Wat ik daarmee bedoel is, dat het dan moeilijker wordt om mijn gevoel te laten meespreken in mijn handelen. Ik ga af op de beelden van de wereld zoals ik deze heb, en ik wordt niet meer direct geraakt, ik laat me niet meer direct raken, door de aanwezigheid van jou, die ander. De wereld wordt dan een wereld van botsende objecten, in plaats van een wereld van elkaar rakende, elkaar beïnvloedende, elkaar lief-hebbende subjecten.

Door in mezelf, en in de ander op zoek te gaan naar de verborgen betekenissen en gebaren die tot me komen kan ik mezelf en jou, die ander, leren begrijpen, verstaan. Alleen als we elkaar verstaan, kunnen we werkelijk een gesprek hebben. Alleen dan kan er iets opbloeien van wat we hier liefde noemen.

Al heb ik geen idee wat het is, en hoe ik het benoem, hoe het wordt benoemd, ik heb het nooit begrepen, ik heb het wel beleeft, ik kan het wel beleven.

Je zou misschien zeggen dat ik hiermee aan het einde ben van mijn latijn. Dat is niet waar, er is nog een belofte, die niet is ingelost, en ik keer nog terug, terug naar een plaats waar ik eerder ben geweest.
Maar eerst de belofte, ik heb u gebeden, geduld, in de 2e persoonsvorm, met u.

Vanwaar deze u, of U? En vanwaar dit geduld. Dulden duidt op aanvaarden, nemen zoals het is, en zien wat er komen gaat. Je mag verwachten, maar vooral ook afwachten.
De U duidt op afstand en respect. Door jou met U aan te spreken toont mijn ik dit respect. Respect dat ik me verschuldigd voel omdat ik jou anders zijn, jou perspectief nooit zal kennen. Vandaar ook die afstand, en het geduld. Door u te gebruiken geef ik aan jou te zien als te achten subject. In zekere zin is dit respect niet alleen gebonden aan die 2e persoonsvorm, aan jou, die ander, maar deze afstand en dit respect is ook gebonden aan mezelf, aan de wereld. In hoeverre ken ik mezelf, of de wereld?

En daarmee duidt de U op een andere dimensie in mijn belevingswereld. Er is een dimensie waarin de wereld en de objecten die ik daarin onderken zich ontvouwen, en er is een dimensie waarin ik mezelf subjectief in die wereld ontvouw. Dimensies die traditioneel worden benoemd als "horizontaal" dan wel "verticaal", of ook wel "immanent" en "transcendent". Vooral de manieren waarmee ik mezelf richting geef bepalen hoe ik mezelf en mijn subjectieve afstemming in deze wereld zal kunnen ontvouwen.

Misschien is liefde emergent.



Een gezamenlijk verhaal

Waar is het denken begonnen? In mijn beleving is mijn gedachten wereld, mijn geest, verwikkeld in een doorgaand gesprek. Ik zeg niet continu, want er zijn momenten, episoden zonder bewuste gedachten. Inderdaad, er zijn bewuste gedachten, en er zijn onbewuste, tja wat eigenlijk, voor gedachten? Het beeld van een ijsberg van bewust en onderbewust is misleidend, of van actief geheugen en achtergrond geheugen, de werkelijkheid is veel diffuser en dynamischer. We zijn ons maar slechts zeer ten dele bewust hoe onze aandacht zich richt en waar onze gedachten uit voortspruiten.

Maar dit hier terzijde, hoe dan ook de gedachten komen op in mijn geest en richten zich in en door mijn aandacht tot mij in de vorm van gevoelde emoties, onbestemde gevoelens en bestemde gevoelens in de vorm van expressies, uitingen. "Talige" uitingen, maar ook houdingen, handelingen, activiteiten. Sommige mensen zijn een open boek, andere juist een erg gesloten boek.
In deze blog, uiteraard samenhangend met de taligheid van het medium, heb ik me met de talige uitingen van onze gedachten beziggehouden. En zo heeft, even logisch, de gehele traditie van filosofie zich met talige uitingen beziggehouden. Religieuze tradities, bijvoorbeeld, hebben zich ook altijd juist met niet talige uitingen, zoals houdingen en handelingen beziggehouden, denk aan rituelen.

Maar ook dit hier weer terzijde. Mijn geest is in een doorgaand gesprek. Een doorgaand gesprek met mijn wereld en (de rest van) mijzelf. In onze talige uitingen gebruiken  wij daarin de 1e, 2e en 3e persoonsvormen, ik, jij, hij enzovoort. Met de 1e persoonsvorm, de ik, bepaal ik mijn identiteit, ik voeg in mijn gedachten beelden toe aan dat wat ik mijn ik noem. Met de 2e persoonsvorm, de jij, benoem ik specifiek een geïdentificeerde ander, een ander dan de ik, en ik voeg beelden toe aan die ander. Wat ik naar die ander zal uiten, wat ik waarneem bij die ander, wat die ander mij te zeggen heeft. Met de 3e persoonsvorm, het hij, zij, of het, spreek ik over de wereld.

In mijn gedachten, en in deze blog heb ik vooral gesproken over deze 3e persoonsvorm. Met het doorknippen van de navelstreng ben ik geworpen in deze wereld, in deze derde persoonsvorm. Ik moet mij verhouden met mijn wereld, zonder mijn wereld, en de interacties ermee, kan ik niet leven en kan ik mij geen identiteit aanmeten. De 3e persoonsvorm dringt zich aan mij op als noodzakelijke en verwonderlijke werkelijkheid.

Als kind kan ik mij in de illusie wanen van een almachtige 1e persoonsvorm, en het is misschien afhankelijk van mijn omgeving hoe snel dat beeld verstoord raakt, en hoe deze verstoring wordt opgepakt, of het als verstoring wordt opgepakt.- Grappig dat ik hier naar een meer algemene formulering ga, ik heb het klaarblijkelijk als verstorend ervaren, en kan dat nog steeds doen.- Enfin, de ander, de 2e persoonsvorm, jij bent degene die mij uit mijn droom helpt, of beter, het is door jou, de ander dat ik aan mezelf ontwaak. De erkenning dat er een ander is, met een eigen gedachten wereld, geest, brengt mij ertoe mij met de ander te verstaan, brengt mij tot het delen van de gedachten wereld. En om deze uitwisseling, en dit samengaan, tot stand te kunnen brengen gebruiken wij de 3e persoonsvorm om zo onze werkelijkheid te kunnen delen.

Vandaar ook mijn nadruk op een gemeenschappelijk gedeelde werkelijkheid, en een heldere visie op de aard van deze werkelijkheid. Natuurlijk, het delen van deze wereld kan niet anders als beginnen bij een wil om deze werkelijkheid te delen, en kan daarmee nooit van welke zijde dan ook zijn opgelegd. Het blijft een gesprek, een gesprek over de werkelijkheid. In de filosofie is in de afgelopen eeuw het besef doorgedrongen dat er geen eenduidige vaststelling van de werkelijkheid mogelijk kan zijn. Dat verhindert nog op geen enkele wijze de noodzaak om in een gesprek te komen over de gedeelde werkelijkheid. Hoeveel verhalen er ook mogen zijn, zolang we in gesprek gaan, werken we aan een gezamenlijk verhaal. Dat zullen meerdere verhalen zijn, noem het maar polderen. Of denk aan de politieke organisatie, de trias politica, waarin juist het evenwicht van de machten - verhalen- de garantie moet vormen voor een rechtvaardig - gezamenlijk - bestuur - gesprek. De redenen waarom het altijd problematisch zal blijven, die zijn helder:
  • Ik zal in mijn denken altijd trager zijn dan de veranderingen in de wereld, mijn denken is niets anders dan een vertraagde reactie, een ingesleten geheugen voor mijn ervaringen met de wereld. Iedere verrassing of verandering is in eerste instantie een inbreuk, en pas in tweede instantie een kans (Cognitieve dissonantie).
  • Ik zal mijn gelijk altijd eerder dan het gelijk van de ander kunnen onderkennen. En daarbij mezelf kunnen misleiden in de valse veronderstelling dat mijn gelijk het gelijk van de ander uitsluit. Deze Wet van de uitgesloten derde waarin het logische gelijk van de ene positie het ongelijk voor een andere positie inhoudt, kan enkel en alleen geldig zijn in situaties die volledig worden overzien en bepaald. Wanneer is dat? Kan mijn gelijk ook samengaan met het andere gelijk van de ander?
  • Ik zal me identificeren met mijn gedachten, met wie ik denk te zijn, wat ik denk te hebben, wat ik kan verliezen of winnen. In een gesprek zal ik positie bepalen, risico's nemen, moet ik mezelf en mijn angsten en verwachtingen blootgeven. Mijn angsten, bijvoorbeeld voor afkeuring, beschermen mij, maar belemmeren mij ook. 
Het gezamenlijk verhaal over de gedeelde werkelijkheid, een illusie, inderdaad, maar uiteindelijk, en hier grijpt de werkelijkheid haar eigen staart, wij zijn geworpen in dit gesprek, we kunnen niet anders.

Wij zijn vrij. Al zou onze werkelijkheid deterministisch zijn, daarmee is deze nog niet gedetermineerd. Het determinisme gaat uit van de logica van de uitgesloten derde, maar zodra ik erken dat deze logische wetmatigheid niet anders is dan mijn eigen projectie op een altijd onvolledig inzichtelijke situatie, dan valt de dwangmatigheid weg. Mijn keuze bepaalt uiteindelijk mee in het spel, hoe mijn keuze ook tot stand mag komen en welke positie ik ook in mag nemen. Ik voel me vrij, en door in deze vrijheid positie te kiezen, neem ik deel aan hoe de wereld zich ontvouwt.

Maar dan, ik vraag je: vrij, waartoe?


vrijdag 28 september 2012

Retorische wending

Laat ik beginnen met een bekentenis:
        In mijn gedachten zoals ik deze hier tot uiting breng, zie ik veel ongeduld. Ongeduld bij mijzelf omdat ik zoveel zou willen zeggen, terwijl ieder woord en iedere gedachte die ik probeer te omschrijven nieuwe vragen, nieuwe gedachten, en nieuwe woorden oproepen. Het labyrint van mijn gedachten bruist en wervelt van de inzichten en perspectieven die ik zou willen delen. De woorden, beelden en verbanden verdringen zich om tot uiting te komen. Mijn besef van eindigheid dwingt me tot een strenge selectie in de uiting van mijn gedachten, mijn karakter (wat is het?) is schetsmatig en verleidt mij tot haast. De noodzaak die ik voel tot oorspronkelijkheid brengt me steeds dieper in details. Ik wil zoveel. Kortom, lezer, ik vind het niet makkelijk.

Maar natuurlijk, daar heeft u geen boodschap aan. Wat ik hier doe is geheel vrijwillig, u heeft er niet om gevraagd. Sterker nog, ik raad u aan voor uzelf gedachten te vormen, dus wat zou ik u vervelen?
Maar ik ben niet alleen zelf ongeduldig, ik vraag geduld van u, lezer, om met mij mee door de grondigheid van de details heen te gaan, in afwachting van weidser perspectief. En daarbij druk ik u nog ongevraagd met de neus in de werkelijkheid, althans ik spiegel u een werkelijkheid voor en zeg u: dit is de werkelijkheid. Niet dat ik het weet, nee, neem het maar aan. Waarom?

Welnu, in de opbouw van deze blog draag ik bouwstenen aan waarmee ik de samenhang van mijn gedachten wil vormgeven en weergeven. Bouwstenen die als lego blokken staan voor samenhang tussen begrippen. De bouwstenen zelf, en het verbinden van de verschillende bouwstenen moeten de samenhang geven.  Een samenhang die met en door deze blog, lelijk woord, deze verzameling van gedachten, ook ontstaat. Het is daarmee ook voor mij een groeiproces, waarvan de uitkomst nog onzeker is. En het groeiproces is in zekere zin organisch te noemen, aangezien de aandrang tot het groeien geheel van binnenuit moet komen, er is geen reden, geen vraag van buitenaf. Resultaten van een groeiproces zijn in zekere zin altijd onvoorspelbaar, de natuur, datgene dat maar doet, laat daar genoeg voorbeelden van zien.

De bouwstenen die door mij tot nu toe zijn aangedragen zijn vooral basisblokken geweest die samenhangen met mijn kijk op de wereld, mijn wereldbeeld, mijn gedachten over weten en niet weten. Om mijn gedachten te verhelderen en om de achtergronden, inspiratie en bronnen ervoor te duiden heb ik verschillende filosofen en andere denkers aangehaald. En, omdat ik schetsmatig te werk wil gaan, heb ik daarbij vooral de nadruk gelegd op de wendingen in het denken. Wendingen als fundamentele wijzigingen van ons perspectief, ofwel door een gewijzigd inzicht over het standpunt van waaruit wordt gedacht, ofwel door gewijzigde inzichten over de aard, de vorm of inhoud van wat gedachten zijn, of van wat gedachten vormt. (De modieuze term paradigma is hieraan verwant, allen zou ik het begrip paradigma meer als het gevolg, het instrument, willen zien van een zeker perspectief, en daarmee een paradigmaverschuiving als een gevolg van een wending).

Wendingen zijn niet alleen noodzakelijk in ieder groeiproces, ze bieden structuur, waardoor een bouwwerk samenhang en stevigheid kan krijgen, en daarmee een grotere omvang kan bereiken, daarnaast bieden wendingen een verrijking door het nieuwe perspectief. Dit alles niet noodzakelijkerwijs natuurlijk, een wending kan ook leiden tot een dwaalspoor, cirkelredenering, woekering, een doodlopend pad, of gewoon, het moeras in.
Fysiek organische groeivormen, een paar voorbeelden






In het westerse denken zien we diverse wendingen, van een aristocratische naar een meer egailtair religieuze openbaring, van de transcendente religieuze openbaring naar de menselijke rede en waarneming, van de menselijke waarneming naar de waarnemer, en van de de rede en de logica van het denken naar de taal waarin het denken wordt uitgedrukt.

Zonder uit te gaan weiden over al de wendingen die in onze wereld zijn en zullen worden gemaakt, wil ik een wending maken binnen mijn eigen verhaal. Een wending gebaseerd op wat in de filosofie van de afgelopen eeuw de linguïstische wending is genoemd:
        Onze taal kent een zekere mate van structuur, en die structuur is, weer heel schetsmatig, dat ik me uitspreek in zinnen die een onderwerp hebben, en waarin ik iets over dat onderwerp beweer. Wetenschap op zich, ga ik niet op in, wat ik al op de lagere school heb geleerd, dat is, dat het onderwerp in onze taal drie vormen kent, en 2 smaken. De 1e, 2e en 3e persoon als vorm en enkelvoud en meervoud als smaak. Ik, jij, U, hij, zij, het, wij, jullie enzovoort. In mijn verhaal tot nu heb ik vooral gesproken in de eerste persoonsvorm, mijn eigen perspectief, en de 3e persoonsvorm, de werkelijkheid, het veronderstelde algemene perspectief.
Die 2e persoonsvorm, de jij of U,  is nauwelijks aan bod gekomen. Dat hangt samen met de vorm, de blog, maar dat niet alleen, er is meer aan de hand. Daar wil ik het nader over hebben. Bijvoorbeeld, dat deze twee vormen heeft, jij, en U. Al dan niet met Hoofdletter.

Lezer, ik bid u, geduld.

woensdag 29 augustus 2012

Helderheid

In mijn laatste berichten heb ik een aantal keren gesproken over helderheid.
Het brengen van helderheid als centrale doelstelling voor filosofie. Waarbij ik in "over eenvoud" het scheermes van Ockam als instrument aanhaal.

Vooropgesteld, helderheid is een woord, hier gebruikt om iets te verbeelden. Wat betekent het, helderheid als centrale doelstelling voor filosofie? Helderheid wil zeggen een beeld dat niet op enige manier gehinderd wordt door vervuilingen. Vervuilingen zoals (toevallige) ruis, emotie, verwarring, onbegrip.Kant spreekt over "Rein", zuiver, een nuanceverschil met helder, zuiver is inderdaad onvervuild maar vooral ook een essentie. Bij helder is geen sprake van essentie, slechts de afwezigheid van vervuiling is wat telt. Wat willen we zien aan een schoongewassen raam, het raam, de gespiegelde ruit? Tot zover de verbeelding.
Glazenwasser instrumenten
De helderheid moet betrekking hebben op hetgeen wij als "werkelijkheid" beschouwen. Maar er is meer nodig voordat we over filosofie spreken. Bij de oude Grieken die wij filosofen noemen werden uitspraken filosofie genoemd die gingen over de gehele werkelijkheid, van ons bestaan, van onze wereld, de gehele ziel en zaligheid. Wel werd vrijwel meteen een onderscheid gemaakt tussen fysica en meta-fysica, en hoewel dat onderscheid in eerste instantie niet erg helder was, is het onderscheid in de traditie wel helderder geworden. Door de opkomst van het empirische denken is dit onderscheid nu gebaseerd op de empirie, fysica betreft alle kennis die ontstaat op basis van waarneming, metafysica betreft alle theorievorming die (noodgedwongen) plaats moet vinden zonder basis in de waarneming.

Immanuel Kant, hoogleraar in Metafysica stelt het als volgt voor: "De metafysica is als een donkere oceaan zonder kustlijn en zonder vuurtorens,...". Natuurlijk, er is geen kustlijn, maar wie deze oceaan bevaart heeft wel een punt van vertrek, het land, de eigen (waargenomen) werkelijkheid, de empirie. Het citaat van Kant gaat verder: "waar we te werk moeten gaan als een zeevaarder op een onbevaren zee. Deze loopt, zodra hij ergens land betreedt, zijn tocht na en onderzoekt of hij niet, bijvoorbeeld door onopgemerkte zeestromen uit de koers is geraakt, ook al heeft hij alle behoedzaamheid in acht genomen die de zeemanskunst vereist." In dit beeld is de metafysica daarmee vooral het instrumentarium van navigatie, daar waar de waarneming, het land, de empirie, de fysica als instrumentarium ontbreekt.
VOC navigatie instrumenten
In dit beeld zijn fysica en meta-fysica wederzijds elkaar uitsluitend, waar dit beeld zich niet over uitspreekt, is een eventuele relatie tussen fysica en meta-fysica. Een voor de hand liggende gedachte is, dat er geen relatie is. Dat is echter niet juist. Onze waarnemingen zijn beperkt in ruimte en tijd, en het is juist de Copernicaanse wending van Kant geweest, die duidelijk heeft gemaakt dat daarmee alle fysica uiteindelijk op enigerlei wijze gestoeld moet zijn op enige vorm van metafysica. Ofwel, iedere vorm van fysica heeft een vorm van metafysica als vooronderstelling nodig.

De helderheid die de filosofie beoogt moet zich daarom richten op de metafysica, de metafysica die voorondersteld wordt in onze fysica. Vooronderstellingen, die niet bijdragen aan deze helderheid zijn dan ook geen geschikte filosofie. Daar zit een onderscheid, tussen filosofie en religie of iedere willekeurige levensovertuiging, waar inspiratie belangrijker is dan helderheid.

donderdag 23 augustus 2012

Wat is onze situatie?

In de reacties die ik heb mogen ontvangen op mijn blog heb ik weer eens ervaren hoe moeilijk het is om elkaar werkelijk te begrijpen. Juist in mijn blog probeer ik zo basaal en eenvoudig mogelijk mijn gedachten te formuleren met het doel om enige helderheid te verkrijgen, en juist over deze gedachtevorming krijg ik ik dan moeizame gesprekken en discussie met mijn beste vrienden.  Ieder gebruikt woord en ieder beeld kan aanleiding zijn tot verschillen in inzicht en interpretatie. Ik wil er niet moedeloos van worden, ik blijf optimistisch en overtuigd van de uiteindelijke waarde en betekenis van een eenvoudig begrip van onze situatie. Het enige wat voor mij werkelijk van belang wordt geacht, - en ik denk dat ik kan zeggen dat ik daarin mij gedreven mag voelen door mijn eigen situatie -, is een reflectie op de eigen situatie zonder enig voorbehoud. Met mijn eigen situatie, voor de helderheid, bedoel ik in dit specifieke verband, de situatie van  een voorspelbaar einde op relatief korte termijn als gevolg van een terminale ziekte. Alles relatief beschouwd wil ik deze specifieke situatie graag generaliseren en opmerken dat, voor zover mijn ervaring reikt, leven beschouwd moet worden als een terminale ziekte vol onvoorzienbare risico's. Mijn situatie verschilt daarin niet van die van wie dan ook.

Onze situatie is veel meer dan dat, zoals ik hier zit en gedachten vorm ben ik volledig "live and kicking". Met wat ik hier "onze situatie" noem doel ik op een discussie die ik heb gehad met vrienden, naar aanleiding van mijn gedachtevorming over de ideeënleer van Plato. Een discussie over "de ware aard van de werkelijkheid", de hier gekozen formuleren verraad al de Platonische achtergronden van deze discussie. Kortom, volgens mij niet eenvoudig.

Wat is onze werkelijkheid, is het de werkelijkheid of is het een illusie, en als het een illusie is, is er dan een werkelijke werkelijkheid, denk aan Plato's grot, of is misschien alles illusie, ook Plato's grot?

Zoals iedere discussie over solipsisme onoplosbaar en daarmee in mijn optiek onvruchtbaar is, zo is ook deze discussie onoplosbaar en daarmee onvruchtbaar. Een aspect van onze situatie dat we onder ogen moeten zien is de beperkingen waaraan ons bewustzijn onderhevig is. Beperkingen als gevolg van ons beperkte perspectief. Immers, wij worden geboren in een wereld waarin onze aanwezigheid beperkt is in ruimte en tijd. Over het verleden kunnen we enkel en alleen de achtergebleven sporen interpreteren, over de toekomst kunnen we slechts raden op basis van onze ervaringen. Het is onze natuurlijke en begrijpelijke reactie om te proberen deze beperkingen te overstijgen.
In mijn beleving zijn deze beperkingen van ons bewustzijn enkel en alleen te overstijgen, en dit is inderdaad en bewust tegenstrijdig, in de aanvaarding van de beperking. Ontkenning van deze beperkingen leidt inderdaad tot het navolgen van illusies.

Onze werkelijkheid is voor ons niet volledig kenbaar en daarmee ondoorgrondelijk. Als in de werkelijkheid een ware aard moet worden onderkend, dan is deze onkenbaarheid haar ware aard. En zo is iedere speculatie over de aard van de werkelijkheid een illusie. En tegelijkertijd, het is zinvol een werkelijkheid te onderkennen. Stel dat ik mijn situatie, mijn werkelijkheid interpreteer als een illusie, dan heb ik in mijn relatie met de ander uiteindelijk 2 alternatieven:
Leven in een zeepbel, als verbeelding van alternatief 1
  1. De ander is een illusie, als ik communiceer met de ander communiceer ik met een illusie die mijn geest produceert, de werkelijkheid is mijn projectie en mijn bewustzijn als een zeepbel. Onvruchtbaar solipsisme, gebaseerd op een ondoordacht en egocentrisch onderscheid gemaakt tussen mijn bewustzijn en (de rest van) de werkelijkheid. Nogmaals, ik wijs dit af, onvruchtbaar, en volstrekt ontoereikend als verklaring voor de werkelijkheid zoals ik deze ervaar. Absurd, en vooral niet inspirerend.
  2. Verbeelding van alternatief 2
    "Glasperlenspiel", foto van Wolfgang Theiss

  3. De ander is geen illusie, de gehele door onze ervaren materiële  werkelijkheid is een illusie gedragen door een bewustzijn waar mijn bewustzijn, en dat van de ander, onderdeel van uitmaken. Dit overkoepelend bewustzijn is goddelijk. Deze idealistische gedachtegang is naar voren geschoven door  George Berkeley. Een gedachtegang die nog steeds als inspirerend wordt ervaren. Consequentie van deze gedachtegang is, dat de werkelijkheid tot stand komt door ons bewustzijn. In mijn beleving een vorm van ontkenning van de hiervoor genoemde beperkingen van ons bewustzijn. Een kijk op de wereld die in mijn beleving de werkelijkheid niet verhelderd maar juist verwarring veroorzaakt. Ik zelf  vind mijn inspiratie juist in de aanvaarding van de ondoorgrondelijkheid, de onscheidbaarheid en vergankelijkheid van de werkelijkheid, en ik kan weinig inspiratie putten uit een complexe beeldvorming die zich uiteindelijk moet baseren op een andere, ideale, werkelijkheid als degene waarin ik meen te verkeren. 

Mijn behoefte aan eenvoud laat mij leven vanuit een bewustzijn van een werkelijkheid onscheidbaar gedeeld met ieder ander bewustzijn en niet-bewustzijn ("ding"). Waarin het mijn verantwoordelijkheid is mezelf al dan niet te verstaan met deze werkelijkheid, met al mijn beperkingen. Zo eenvoudig wil ik het zien.

In mijn gedachtevorming over bewustzijn  heb ik Wittgenstein aangehaald. Zijn eerste stelling "De wereld is alles wat het geval is", ontwijkt welbewust iedere discussie over de ware aard van de werkelijkheid.
De discussie kan zich richten op datgene wat als zijnde het geval kan worden beschouwd. Of de eindigheid die Wittgenstein voorondersteld in de hier aangehaalde "tractatus logico philosophicus" juist of haalbaar is, wil ik hier buiten beschouwing laten, ik ben het er niet mee eens, daar kom ik op terug.
Het gaat mij hier om de goedgekozen uitgangspunten:
"1. De wereld is alles wat het geval is" en  "2.063 De wereld is de som van alle werkelijkheden" (zie 2.06 The existence and non-existence of states of affairs is reality).

Een eenvoudig voorbeeld:
Afgelopen week reed ik met de auto mijn straat in. Ik zat achter het stuur, en in de auto zaten 2 andere passagiers, mijn partner en een goede vriendin. Mijn partner waarschuwde mij voor een kat op straat, ik schrok van haar waarschuwing, en er ontspon zich een levendige discussie over de verkeerssituatie waarin we ons bevonden. In deze discussie bleek dat we alle drie ieder de verkeerssituatie verschillend hadden beoordeeld, gebaseerd op verschillende posities en verschillende waarnemingen. Ik denk dat iedereen er zich wel iets bij kan voorstellen. En toch is het allemaal goed afgelopen, er is niets gebeurd, we zijn gewoon doorgereden, ik ben niet gestopt, en niet uitgestapt en ook mijn partner en vriendin heb ik niet verzocht om uit te stappen. We begrepen dat eenieder de situatie verschillend had waargenomen en beoordeeld, en waren het erover eens dat het van belang was om een gemeenschappelijk beeld te vormen over de situatie en ons oordeel waar mogelijk op dit gezamenlijke beeld te baseren. Door onderlinge afstemming over "wat het geval is".

Natuurlijk, een eenvoudige situatie waarin niets is gebeurd. Onze werkelijkheid biedt grotere uitdagingen waarin de behoefte aan inspiratie en het vestigen van hoop andere verwachtingen creëert.
Het is zoals het Chinese spreekwoord zegt: iedere reis begint met de eerste stap.

Over eenvoud

In mijn gedachtevorming over het doelgericht zijn van mijn  leven heb ik gesproken over "het scheermes van Ockam". Dit "scheermes" is een scherp instrument in mijn denken, ik hanteer het graag zogezegd. En je zou je af kunnen vragen waarom. Waarom  zou het wenselijk zijn om overbodig geachte beelden of concepten  niet als basis voor de vorming van een eigen wereldbeeld te gebruiken? Gedachten of beelden kunnen inspireren, maar als iedere overbodig geachte gedachte wordt verbannen, waarin vind ik mijn inspiratie dan?
Laat ik voorop stellen dat gedachten vrij zijn, ook overbodige, en het is zeker niet mijn streven welke gedachte, hoe overbodig geacht dan ook, te bannen. In zoverre dat mogelijk zou zijn.

Vanwaar dan deze behoefte aan eenvoud? Ik denk dat dit voor mij van belang is, omdat ik mijn filosofie bedrijf vanuit een behoefte tot helderheid. Voor mij is de betekenis van mijn gedachtevorming gelegen in een gevoelde noodzaak om mijn interpretatie van de werkelijkheid te formuleren en delen om daarmee helderheid in de situatie tot stand te brengen. In mijn beleving leven wij mensen in een gemeenschappelijke wereld waarin veel verwarring en onbegrip heerst. Niet alle, maar een deel van deze verwarring en onbegrip, zijn het gevolg van onbegrip over de aard van deze situatie. En weer niet alle, maar een deel van onbegrip kan worden weggenomen door een heldere gedachtevorming ov er de aard van de situatie. Zo is mijn  gevoel, en zo is er mijn aandrang tot het schrijven van deze blog.

En zo waardeer ik het scheermes van Ockam. Immers, overbodige beelden, concepten, gedachten kunnen de helderheid van het te communiceren beeld versluieren en kunnen een emotie oproepen die de bedoelde interpretatie van wat gecommuniceerd wordt in de weg staat. Daarmee vraagt het scheermes een grote discipline in het gebruik. En ik ben mij ervan bewust dat ik enerzijds, in mijn eigen emotionele behoeften van  eidelheid of behaagzucht te weinig het scheermes hanteer, en anderzijds, in mijn ongeduld en  mijn behoefte tot verrassen en ontregelen het scheermes ook vaak teveel en gevaarlijk hanteer. Het geluk van de filosofie is dan natuurlijk dat dit alles slechts om gedachten gaat, er komt nog geen bloed uit zogezegd.



donderdag 16 augustus 2012

Gericht of ongericht?

Ik ken mijn klassiekers, dit is mijn formulering van de vraag van Hamlet.

De vraag of het leven als zinvol kan worden ervaren hangt direct samen met de vraag in hoeverre ik het gevoel heb dat mijn leven richting heeft.

  • Wordt mijn richting bepaald door een doel waarop ik me richt, zoals een pijl gericht op een roos? Maar als mijn richting bepaald wordt door een doel, waar komt dit doel vandaan?
  • Wordt mijn richting bepaald door een kracht die van buitenaf op me inwerkt, zoals een kompas zich richt naar een magnetisch veld?
  • Wordt mijn richting bepaald door een voorgaande gebeurtenis, zoals deeltjes na een explosie of botsing?
  • Of zie ik dan mijn leven als ongericht zoals een brownse beweging?

In onze westerse traditie is lang geloofd, in de Middeleeuwen, in de Christelijke traditie, op basis van de gedachten van Aristoteles, in de aanwezigheid van een intrinsiek doel in ieder lichaam. Met de ontwikkeling van de analytische methode door Descartes is dit beeld vervangen door een meer mechanistisch wereldbeeld, althans voor wat betreft wat genoemd wordt de "materiële wereld". 
Het is terecht om de veronderstelling dat achter ieder verschijnsel een intrinsiek doel zou liggen als een overbodige en daarmee onwenselijke aanname af te wijzen. (Deze praktijk om overbodige aannames af te wijzen wordt in de filosofie "Ockams scheermes " genoemd).

Maar hoe zit het dan met de verschijnselen van "organische groei" zoals we die menen te kunnen waarnemen bijvoorbeeld in het groeimodel van Erikson, waarover ik al eerder heb gesproken in bijvoorbeeld "vertrouwen"? In hoeverre is het groeimodel van Erikson een projectie, in hoeverre is "groei" vastgelegd in de genen, en in hoeverre kan deze groei ruimte vinden en benutten? En kan deze groei als emergentie worden beschouwd? Ikzelf vind dit een fascinerend, boeiend perspectief, groei als emergentie. Alleen, wat is nu emergent?

Daarmee zie ik de vraag of mijn leven gericht dan wel ongericht is als een reflectie op mezelf. En het antwoord is volledig afhankelijk van de mate waarop ik zelf mijn leven richting weet te geven.
Of althans, dat ik het gevoel heb, mijn leven richting te geven, en dat staat niet ver af van een intrinsiek doel, voorzover het enkel als beeldspraak kan worden beschouwd.

En daarmee blijven in feite blijven al de bovengenoemde vragen staan, want hoe weet ik in hoeverre ik zelf richting aan mijn leven geef?

Alleen een door mijzelf gevoelde richting biedt mij de inspiratie, de mechanismen die daarin mogen verborgen liggen, die kan ik niet kennen, deze vereisen mijn overgave, uiteindelijk.


Emergent bewustzijn

In mijn vorig bericht heb ik gesproken over het dualisme van materie en geest. Afwijzingen van dit dualisme worden vaak genoemd monisme of non-dualisme (Engelse Wiki: Nondualism_versus_monism). Geloof het of niet, ook daarbinnen zijn weer talloze nuanceringen en onderscheidingen gedacht. Nuanceringen waarover ik mij niet wens uit te spreken, omdat al deze nuanceringen uitspraken zijn die gaan over de aard van de werkelijkheid die wij eenvoudigweg niet kunnen kennen (regel 1, regel 7 tractatus logico philosophicus).

Toch wil dit niet zeggen dat ons enkel zwijgen rest. Uiteindelijk heeft ook de hiervoor aangehaalde Wittgenstein dit ingezien. Wij mensen leven ons leven, zoeken, vinden en geven zin en inspiratie aan ons leven  in de wijze waarop we met onszelf, met elkaar en de wereld rondom ons communiceren. Stilte is daarbij een van de communicatievormen.

Waarover ik ook heb gesproken is de analytische methode. Zoals opgemerkt, het inherent reductionisme heeft zo zijn beperkingen, maar in zoverre je die beperkingen mee kan wegen is deze methode succesvol gebleken bij die aspecten van de werkelijkheid die voor ons toegankelijk zijn. Voor het verkrijgen van inzicht en voor het toetsen en onderzoeken van modellen die deze werkelijkheid proberen te verklaren.

Waar de analytische methode op haar grenzen stuit is in de verklaring van emergentie. Nu is het niet zo dat ik denk dat emergentie niet verklaart kan worden met de analytische methode, dat kan denk ik wel, wat de analytische methode niet kan, is tegelijkertijd zowel een emergentie verklaren als het emergent verschijnsel dat verklaard is in haar analyse beschouwen. Op dat moment ontstaan er conflicten tussen de verschillende beschouwingsniveau's waarbij het niet meer vaststelbaar is welke interpretatie de juiste moet zijn. De geanalyseerde werkelijkheid kent de onderscheiden niveau's niet. Niveau's bestaan niet, ze vormen een voor ons noodzakelijk onderdeel van de beschouwing. De werkelijkheid doet, en kleurt niet speciaal binnen de lijntjes. Overigens, natuurlijk, ook "emergentie" bestaat niet in de werkelijkheid, maar enkel in onze beschouwing (in zoverre de beschouwing zelf hier als niet-werkelijk wordt beschouwd, maar natuurlijk altijd in de werkelijkheid een drager kent in de beschouwer).

Emergentie is daarmee een lastig maar tegelijkertijd ook fascinerend verschijnsel dat in onze werkelijkheid op allerlei verschillende niveau's wordt onderscheiden. Ik denk dat mijn bewustzijn, mijn perspectief, zoals ik dit eerder ook heb genoemd, uiteindelijk beschouwd kan worden als een emergent verschijnsel. Een emergentie van het leven, zelf een emergent verschijnsel. Overigens, leven en niet-leven vormen een niet-werkelijk onderscheid in het licht van deze beschouwing van emergentie, en ook fysische verschijnselen zijn als emergenties te beschouwen. In de verklaring van bewustzijn als emergent verschijnsel neemt zelfverwijzing, recursie een belangrijke plaats in.

Even kort door de bocht de zaken op een rij:

  • Mutatie, ofwel chaos, als motor van ontwikkeling.
  • Eiwitten die als matrijzen fungeren voor de vorming van eiwitten.
  • Recursie, als onderdeel van het mechanisme, eiwitten die matrijs zijn voor zichzelf kopiëren zichzelf.
  • Deze recursie wordt evolutionair “aangemoedigd”, immers deze eiwitten houden zichzelf in stand.
  • Ergens ontstaat een wederkerigheid, niet alleen tussen verschillende samenwerkende eiwitten, maar ook in het reproductie mechanisme van het eiwit. Hiermee een vorm van sexuele selectie, en daarmee verder richtinggevend voor het natuurlijk mutatie proces.
  • Vervolgens: eiwitten die een milieu om zich heen vormen waarbinnen het kopieergedrag een vruchtbare voedingsbodem vindt. Dan het samengaan en de samenwerking van verschillende en gespecialiseerde eiwitclusters in de organisatie van een cel. Met daarbinnen een eiwitstructuur, DNA, die zichzelf kan kopiëren en de informatie bevat voor de samenwerking in de cel.
  • Het organisme als samenwerking van gespecialiseerde cellen met daarbinnen een gespecialiseerd orgaan, het centraal zenuwstelsel, voor coördinatie en instandhouding van dit organisme (Homeostase).
  • Daarmee ontwikkelt dit centraal zenuwstelsel zich een afbeelding van het organisme en van het functioneren van dit organisme, een bewustzijn, en daarbinnen van het functioneren van de coördinatie van dit organisme, een zelfbewustzijn.

Hoe de niveau's en hoe de recursie precies georganiseerd zijn is hier niet van belang. Het gaat mij hier om het principe van de emergentie als verklaringsmodel voor het ontstaan van zowel leven als bewustzijn. Recursie is daarbij een opvallend mechanisme, juist omdat het de verschillende beschouwingsniveau's doorkruist.

Een interessante vraag is, of deze ontwikkeling tot bewustzijn (bewust zijn)  zoals we die bij onszelf kunnen onderkennen een lijn is die doorgezet kan worden door ons zelf. Zijn wij mensen in staat om in onze communicatie met onszelf, met elkaar en onze wereld, om dit bewustzijn te tillen naar een "hoger niveau"?

Kunnen wij, met reflectie op onszelf, elkaar en op de wereld, door het aangaan van wederkerige relaties, een gezamenlijk bewustzijn  vormen? Of maken we sowieso al onderdeel uit van een gezamenlijk bewustzijn, en behoeven we ons dit slechts bewust te zijn, maar wat zou dat dan inhouden?

Ik denk dat dat uiteindelijk de belangrijkste vragen zijn voor ons denken: hoe wij onze perspectieven, ons bewustzijn, al dan niet delen of kunnen delen.

woensdag 15 augustus 2012

Over de analytische methode

Bij Plato waren we gestuit op een dualisme van aardse tijdelijke schijn en eeuwige ideële werkelijkheid. In onze traditie is dit dualisme uitgekristalliseerd in een tegenstelling lichaam-geest. Een van de belangrijkere meer moderne denkers die dit dualisme verder heeft uitgewerkt is Renée Descartes.

De rigoureuze manier waarop door Descartes een scheiding tussen een materiële en een immateriële wereld wordt verondersteld.komt niet uit de lucht vallen maar hangt direct samen met de wereld waarin Descartes is opgegroeid en waarin hij zijn denken uitwerkt en beleeft. Wat dat betreft vind ik het heel boeiend om zijn "verhandeling over de methode"  te lezen. Een aanrader, niet echt lang, nog steeds goed toegankelijk en vrij beschikbaar op internet (ook in het Nederlands, als "vertoog over de methode"! Juist door goed door te dringen in de achtergronden van zijn denken kan ik met alle respect zijn conclusies en gedachtegang afwijzen. En tegelijkertijd ook inzien hoezeer hij heeft bijgedragen aan voortgang in ons begrip van de wereld. En dan met name dit begrip van de wereld, niet zozeer van onszelf, daar zat nu juist het manco, dat direct samenhangt met de door hem gekozen uitgangspunten. Volgens mij zijn de uitgangspunten waarmee het mis gaat:
- een analytische methode, waarbij een complex geheel begrijpelijk wordt gemaakt door deze onder te verdelen in afzonderlijk te begrijpen individuele onderdelen, waarbij de samenhang gezien wordt op basis van het functioneren van de verschillende onderdelen.
- een scheiding tussen materie en geest, waarbij de materie als volledig verklaarbaar wordt verondersteld op basis van de analytische methode.
- Descartes was een optimist, hij veronderstelde dat we, met ons verstand, door onbevooroordeeld waarnemen en een volledig wiskundige interpretatie de materiële werkelijkheid moeten kunnen doorgronden. Als Rationalist verondersteld hij dat je het redelijke denken en de emotie zou kunnen scheiden.

Ik denk dat alle drie van deze uitgangspunten heroverwogen moeten worden. 
- Deze analytische methode kan mechanismen verklaren en leidt daarmee tot een mechanisch wereldbeeld. De vraag is of daarmee een volledige verklaring wordt geboden, en of een volledige verklaring ermee mogelijk is. Kan ieder geheel worden opgevat als som der delen, of is er dynamiek in het geheel. In hoeverre is de betekenis van een onderdeel te onderscheiden van de betekenis van andere delen, of is de betekenis wederkerig, dan wel samenhangend met het geheel. In hoeverre kunnen delen onderscheiden worden van een geheel, kan een geheel onderscheiden worden? Voor het onderkennen van betekenis is juist de betekenis van het geheel als meer of anders dan als som van belang.
- Materie en geest zijn woorden die elkaar betekenis geven, als "frame", raamwerk voor het waarnemen van de werkelijkheid niet vruchtbaar omdat de begrippen wederzijds elkaar reduceren. Het voordeel voor Descartes was, dat hij min of meer veilig een mechanistisch wereldbeeld aan de materie kon op,leggen, en anderzijds relatief veilig zijn religieuze wereldbeeld kon veiligstellen. De materiële wereld laat zich niet zomaar reduceren tot een mechanistisch wereldbeeld, en mensen laten zich er niet zomaar door inspireren. En ook geest als een immaterieel en ongrijpbare materie overstijgende (transcendente) eeuwigheid is al even weinig inspirerend. 
- Onbevooroordeeld waarnemen is niet eenvoudig, emotie en rede zijn niet zomaar te onderscheiden, in het kader van de analytische methode is de wiskunde zeer bruikbaar, maar daarmee is niet alles verklaarbaar of betekenisvol. Het is een oefening die filosofen geen goede naam heeft bezorgd. Mijn gedachte is dat redelijk denken en wiskundig inzicht niet anders zijn dan iedere andere emotie. Waarmee we terug zijn op de centrale vraag: "wat is denken".
Deze drie uitgangspunten, en de kritiek erop, zijn na Descartes door verschillende filosofen aan een kritisch onderzoek onderworpen, denk bijvoorbeeld aan Spinoza (immanentie tegenover transcendentie), Hume (over causaliteit), Kant (de Copernicaanse wending), Nietsche ("God is dood"), Wittgenstein (Wiskunde, kijk ook naar de Engelse wiki, die is meer omvattend). 

Vanwaar dan toch die verleidelijke gedachte om geest te onderscheiden en te stellen boven materie, maar vooral: wat betekent het dit onderscheid niet te maken?
Als we de wereld rondom ons beschouwen, dan kunnen we ver komen met de analytische methode in de mechanistische verklaring en voorspelling van deze wereld.
Als we de wereld in ons zelf beschouwen, en onze communicatie met de wereld rondom ons (de "ander") op basis van deze innerlijke wereld, dan komen we niet erg ver met de analytische methode. De wijze waarop de ene gedachte tot de andere leidt, of waarop de ene emotie tot de andere emotie of gedachte leidt, of hoe de ene idee leidt bij een persoon tot de andere idee bij de ander, de inspiratie, dat is allemaal moeilijk met de analytische methode of de wiskunde te omvatten. Fijn als je dat allemaal in een keer naar de andere wereld kan sturen, nuttig in een wereld waarin niet vrij kon worden gedacht, wenselijk in een wereld waarvan zo weinig kon worden begrepen.. Maar zoals gezegd, niet inspirerend, en weinig betekenisvol, en nu meer dan overbodig.

Maar laat ik niet te negatief klinken, de analytische methode heeft veel opgeleverd, en is nog steeds heel vruchtbaar. Het punt is meer, dat we op grond van dit succes niet blind mogen zijn voor de tekortkomingen. En kritisch op zoek moeten blijven naar oplossingen voor deze tekortkomingen. De tekortkomingen die ik zie:
- het geheel laat zich niet altijd reduceren tot som der delen. Bijvoorbeeld, een reductionisme waarmee leven kan worden verklaard op basis van een eiwitstructuur die in staat is tot replicatie biedt een mooie mechanistische verklaring. De complexiteit van de eiwitstructuren en van de replicatriemechanismen maken echter deze verklaring altijd onvolledig. Nadere detaillering en verder onderzoek zullen telkens weer wenselijk zijn. Dat is geen probleem, alleen zal iedere detaillering het overzicht van het geheel weer verminderen. Zoals het model op zich al een voor de meeste mensen ongrijpbare simpificatie is geworden. Los daarvan, welke aanknopingspunten biedt het voor een begrip van het leven? Wat maakt de vitaliteit van het leven? Wat is vitaliteit, bestaat er zoiets als vitaliteit, en is deze vitaliteit dan een kracht, en kent ze een doel, gerichtheid?
Bij het verklaren van een geheel als anders dan enkel de som der delen komt het begrip emergentie naar boven, engels emergence, Is dit begrip een stoplap om het gebrek aan inzicht te maskeren of is het meer dan dat? Ieder niet triviaal probleem of complex systeem omvat al dan niet zelf gereguleerde terugkoppelingen, wederkerige betrekkingen, eventueel recursief, en op grond daarvan, een niet-lineair gedrag. Dit gedrag kan emergent genoemd worden als het begrip van het verschijnsel een analyse op een ander (geëigend)  niveau vereist.
- De analytische methode als onderdeel van de wetenschappelijke methode biedt geen aanknopingspunten voor het komen tot verklaringen of conclusies. De analytische reductie kan leiden tot een oneindig proces van onderzoek, tot Analysis paralysis. Waar komt de visie, het nieuwe inzicht, de inspiratie vandaan? Volgens mij is de nadruk die in ons onderwijs wordt gelegd op deze analytische methode ongunstig voor de inspiratie en creativiteit. Juist de menselijke interactie, het spel en de persoonlijke moed in het doen van onvoorstelbare aannames zijn de methodes waarmee nieuwe inzichten tot stand komen.

Vooral dit laatste is van groot belang. In die zin zijn we nu op eenzelfde punt beland als waar Descartes stond. Voor Descartes was het scholastieke (middeleeuwse) onderwijs onbevredigend. In zijn jonge jaren  had Descartes weinig waardering voor de universitaire instituten waar hij had gestudeerd, en na een studie rechten koos hij voor een zwervend bestaan. Hij trad  in dienst van verschillende legers in de oorlogen die Europa teisterden in zijn tijd. Tijdens deze oorlogen komt hij tot een moment van inzicht, zoals zijn "vertoog over de methode" zo mooi beschrijft. Hij komt tot het inzicht dat de crisis van zijn tijd hem noodzaakt de grondslagen van het gebouw van de kennis geheel zelfstandig opnieuw te onderzoeken (N.B. hij komt tot dit inzicht na het meemaken van de procedure tot keuze van de nieuwe Duitse Keizer tijdens de 30-jarige oorlog, een historische fase van het Europese politieke proces). En formuleert zijn methode waarmee hij, ruw gesteld, hoofd en hart van elkaar scheidt. Even kort gezegd kun je stellen dat het nu tijd wordt om hoofd en hart weer aan elkaar te koppelen, en in de methode ook weer emotie en inspiratie te verdisconteren.

Ons onderwijs is nu weliswaar in staat om een zeer selecte groep op te leiden tot kwalitatief hoogstaande en gespecialiseerde wetenschappers, ze is niet in staat om grote groepen te inspireren en nauwelijks in staat om haar wetenschappelijk wereldbeeld overtuigend uit te dragen Het enige wat hier overtuigend blijft werken is het resultaat. Zolang onze samenleving nieuwe geneeskunst, gemakken en gadgets produceert blijven mensen geloven in het nut en de noodzaak van de wetenschap. Op zich niets mis mee, alleen gaat op deze manier niet alleen veel talent en inzicht verloren, ook aan de inspiratie van degenen die nog wel in staat zijn om dit wetenschappelijke spel mee te spelen, wordt hiermee onvoldoende recht gedaan. Het wordt tijd om de wetenschappelijke methode te zien als spel, en de spelregels zodanig te verrijken, dat het spel meer toegankelijk wordt. Toegankelijk ook voor degenen die hun inspiratie vinden in andere zaken als de zeer gedetailleerde en gespecialiseerde analyse. Kortom, dit is een pleidooi voor de simulatie, het creatieve spel en voor modellering, voor de moed van de generalist, voor de handeling, de ondernemer, als verrijking van de passief analyticus.





woensdag 25 juli 2012

De idee, mijn idee, geen idee

We gaan ruimte scheppen door oude hersenspinsels te ruimen.

Om te beginnen met Plato.

Zie Plato als woudreus, zeer te respecteren monument. Prachtig van een afstand maar ga je eronder zitten, wordt je alle licht ontnomen.

IvanShishkin. Oaks. Evening. 1887. Study. Oil on canvas. The Tretyakov Gallery, Moscow, Russia
Tot zover de beeldspraak. Plato heeft de agenda voor de westerse filosofie aardig bepaald. En mogelijk, via de veroveringen door Alexander de Grote, nog veel verder via het koningkrijk Bactrië. Vooral de westerse tradities van het Christendom en de Islam zijn met een flinke scheut Plato verrijkt. 

Plato is de bedenker van de ideeënleer en daarmee "aartsvader" van het filosofisch idealisme. Volgens hem wordt de mens en daarmee filosofie gedreven door het zoeken naar het ware, het schone en het goede.
Let wel, op grond van zijn  ideeënleer gaat het daarbij om iets dat daadwerkelijk bestaat, een "idee".   
Een bekend verhaal is de allegorie van de grot. Dit verhaal illustreert zijn ideeënleer. Een mooi verhaal, en een klassiek voorbeeld van framen, 2500 jaar geschiedenis hebben laten zien hoe een goed gekozen beeld kan doorwerken. Je zou haast denken dat er iets achter zit...

Leuk is daarbij, om te vermelden dat Plato zelf geen voorstander was van het opschrijven van gedachten. Het schrift bestond in zijn tijd nog niet zo heel erg lang en werd nog niet echt gebruikt voor frivole zaken als gedachten of gevoelens. Volgens Plato gaat veel van de intentie en betekenis verloren bij het opschrijven van inzichten. De in schrift bevroren inzichten verliezen aan diepgang en zouden maar aanleiding geven voor verkeerde interpretaties 

Welnu, hoog tijd om alle ideeën over "de idee" als illusies te onttoveren. De idee is hier geen vader van de wens, de wens is hier vader van de idee. Of we ons leven als gekluisterd zien of niet, het is een door onszelf gevormd beeld. We kunnen ons wereldbeeld veranderen door het ons toemeten of verwerpen van denkbeelden die ons wereldbeeld schragen (of framen). Deze denkbeelden die ons wereldbeeld schragen vormen we in onze geest en zijn als zodanig niet te onderscheiden van andere denkbeelden. We zullen uiteindelijk nooit kunnen vaststellen of de schragen van ons wereldbeeld een uiteindelijke werkelijkheid vertegenwoordigen of niet. Iedere veronderstelling als zouden we dit wel kunnen, is een denkbeeld als de andere, en kan geen uiteindelijke werkelijkheid vertegenwoordigen. Uitspraken over de uiteindelijke werkelijkheid zijn onmogelijk, en iedere zoektocht er naartoe is een illusie. Een fraaie misschien, en motiverend misschien, maar ieder succes op deze zoektocht zal ooit en uiteindelijk illusoir blijken.

De schone verleiding van de idee is gelegen in de motiverende kracht van het verlangen. De suggestie dat zuiverheid en perfectie niet enkel nastrevenswaardig zijn, maar ook een eigen werkelijkheid bezitten trekt zichzelf als waarheid uit haar eigen moeras. Het grote voorbeeld, en tegelijkertijd natuurlijk het grote raadsel is daarbij de wiskunde. De wiskunde werd gezien als het grote voorbeeld van zuivere kennis. 
De gedachte dat "1 + 1 = 2" is dan meer dan een bruikbare conventie. Deze waarheid wordt als zo onomstotelijk gezien dat ze meer werkelijkheid moet duiden dan enkel een menselijke conventie. Aan de voor mij diepst bereikbare basis van deze gedachte ligt een vooronderstelling, dat wij met ons denken of breder, in onze ervaring de werkelijkheid volledig zouden kunnen bevatten in en door haar perfectie. Volgens mij een te betwijfelen en vooral overbodige vooronderstelling. Vergelijkbaar met de vooronderstelling dat de natuur op zoek is naar een "balans" op basis van in de natuur onderkende terugkoppelingsmechanismen. Zomin als de natuur op zoek is naar een balans zomin  is de werkelijkheid perfect. Uiteindelijk zetten deze vooronderstellingen ons op het verkeerde been, hoe mooi en motiverend ze ook mogen zijn.

En ook de wiskunde is niet perfect gebleken, in de vorige eeuw is aantoonbaar gemaakt dat ieder consistent logisch stelsel uiteindelijk niet logisch gegrondvest en sluitend gemaakt kan worden in de door ons veronderstelde logica. Daar wil ik later nog graag op terugkomen, maar voert hier en nu te ver. 
De wiskunde is nog steeds bruikbaar, zeer bruikbaar zelfs, maar met Goed, Schoon of Waar heeft het weinig van doen. 
Neem bijvoorbeeld de axioma's van Euclides, altijd gezien als voorbeeld van wiskundige schoonheid, hun waarheid en bruikbaarheid is beperkt. 
Of neem de niet wiskundige en onvruchtbare stelling "1 + 1 = 1". Voor mij heeft ook deze stelling haar charme, kwaliteiten van het Goede, Schone en Ware. Maar je kan er zogezegd niks mee, behalve illustreren dat ook de gedachte die wij "1" noemen moet worden beschouwd als een constructie van onze eigen geest. "De werkelijkheidkent geen "1". "De werkelijkheid" bedoeld als alomvattend begrip naast het begrip "onze werkelijkheid", of perspectief, als constructie van de geest. 
Sterker nog , "Eenheid" als begrip van de werkelijkheid zelf is een ongerijmdheid, vergelijkbaar met het kader rond het Venn diagram.
Kortom, waar het bij wiskunde om gaat is bruikbaarheid, maar wat is bruikbaar, en waarvoor?

Een ander aspect van de platonische visie op de werkelijkheid is het veronderstelde dualisme tussen lichaam en geest. De ziel, als onderdeel van een eeuwige geest, gekluisterd door het lichaam, onderdeel   van de sterfelijke wereld. Zie de allegorie van de grot.
In het verleden is dit
 onderscheid voor diverse religieuze tradities bruikbaar gebleken. Met alle respect voor de inspanningen en inzichten van on ze voorvaderen, hoog tijd dit onderscheid opnieuw kritisch te beoordelen. De ervaring van de vermeende tastbaarheid van het lichamelijke en de ervaren ongrijpbaarheid van de geest geven onvoldoende aanleiding om vast te houden aan dit onderscheid. 

De discussie wordt dan altijd of daarmee gekozen wordt voor een "materialisme", dan wel en "idealisme", al dan niet "vulgair", of misschien juist "elitair"? Een schijndiscussie. Een opvatting over "de werkelijkheid" als tegelijkertijd deelbaar en ondeelbaar, individueel beleefd en alomvattend, kenbaar en onkenbaar is zeer wel mogelijk. In deze werkelijkheid maakt "onze werkelijkheid" (ons perspectief) deel uit van "de werkelijkheid". In onze werkelijkheid vormen we modellen waarmee we de werkelijkheid proberen te begrijpen. We kunnen niet anders, het is onze manier om deze werkelijkheid gezamenlijk te delen. Deze modellen zijn bruikbaar als ze ons ondersteunen in de omgang met de wereld en elkaar, maar vooral worden de modellen gewaardeerd als ze ons inspireren. Denk maar eens aan de schone kunst der weervoorspelling (het is vandaag prachtig weer, het gemopper van de horeca over de weervoorspellingen is verstomd). 

In on ze moderne wereld hebben we een gemeenschappelijke beleving gevonden waarin deze modellen als voldoende worden beschouwd voor dat wat we traditioneel de materiële werkelijkheid noemen.
Maar hoe zit dat nu met wat we "het geestelijke" noemen? Wat is "inspiratie"?


dinsdag 24 juli 2012

Denken doe je zelf

Bij het opzetten van deze blog heb ik mezelf een aantal vragen gesteld om daarmee aan te geven waarover ik wilde bloggen. Vragen als :

  • Wat is denken?
  • Is ons denken vrij?
  • Leidt denken altijd tot gedachten?
  • Wat vormt ons wereldbeeld?
  • Hoe belangrijk is denken?

Tot nu toe heb ik me vooral bezig gehouden met het wereldbeeld, en ben ik nog niet aan de vragen over het denken zelf toegekomen. De belangrijkste reden is, dat ik vind dat ik voor ik aan deze vragen toe ben, allereerst een aantal aannames van mijn wereldbeeld moet weergeven. En dat blijkt uitdagender dan ik had gedacht. Hoe meer ik probeer mijn eigen aannames te verhelderen, des te meer kom ik erachter hoe betwistbaar iedere aanname weer is. Natuurlijk ga ik dan ook op zoek naar wat eerder mensen hierover hebben gedacht en gezegd (geschreven). De filosofie, en de geschiedenis van de filosofie die ik dan nodig heb om uiteindelijk te begrijpen wat nu de inzichten zijn, en hoe deze zijn ontstaan is dan de voor de hand liggende bron.

Een bron waarin ik mijn dorst naar helderheid zou kunnen bevredigen. Niet dus. De filosofie en vooral de geschiedenis ervan toont een mistig slagveld, in een verraderlijk moerasgebied, met verweesd voor zich uit prevelende soldaten, verdwaasde zieners en woest om zich heen slaande vechtersbazen, met laarzen in de drek, kermende gewonden, halve of geheel vergane lijken en hier en daar een eenzame persoon die zalvend door de modder kruipt om de gewonden te verzorgen of het eigen vege lijf te redden. 
De meeste filosofen zitten het liefst in een hoekje ingewikkelde en onbegrijpelijke teksten te doorgronden om vervolgens zelf nog ingewikkelder en nog ondoorgrondelijker teksten te produceren. Andere filosofen vernietigen eerst alles om zich heen  om vervolgens opnieuw zelf het wiel uit te vinden. Iedere ingenomen positie wordt op haar beurt in alle hevigheid bestreden met een tegenover gestelde positie, terwijl voor de buitenstaander het verschil tussen de posities onduidelijk blijft. Het strijdperk verlegt zich in wolken stof van het ene naar het andere grensconflict schijnbaar zonder ooit een beslissende zege of genadeklap. 




Het lijkt of er geen ontwikkeling, geen voortgang in zit. Niets is minder waar. Er zit wel degelijk een ontwikkeling in de filosofie. Het interessante van filosofen is juist daarin gelegen, dat je de door hen verwoorde gedachten moet lezen in de context van de wereld van deze filosoof. Je kunt die context alleen benaderen, maar alleen  zo dan kun je de specifieke filosofie ervan goed waarderen, wanneer je deze context vergeet en de filosofie direct vanuit je eigen wereldbeeld benaderd, dan maak je gegarandeerd een "vertaalfout". En omdat wij mensen nu eenmaal geneigd zijn om deze vertaalfout te maken (zie beelden), is het onvermijdelijk dat iedere filosoof uiteindelijk verkeerd begrepen wordt, en als hij al niet bestreden werd omdat hij een filosofie propageerde die als verkeerd wordt beschouwd, dan zal hij bestreden worden omdat zijn filosofie verkeerd wordt begrepen. Maar, zoals beweerd, er zit wel degelijk ontwikkeling in. Filosofen bouwen voort op elkaars inzichten, en ontwikkelen nieuwe inzichten in relatie tot de wereld om zich heen. Het ontkennen van ontwikkeling, is als het ontkennen van ontwikkeling in de samenleving. Of er ook voortgang in zit, hoe deze ontwikkeling gewaardeerd moet worden, dat is natuurlijk een ander verhaal.


Voortbouwen op voorgaande inzichten heeft altijd een risico in zich. Inzichten kunnen betrouwbaar lijken maar bij nader inzien onjuist blijken. Het is dan pijnlijk om het bouwwerk, gebaseerd op deze inzichten, te moeten verlaten, en kan leiden tot een beeldenstorm met veel lawaai en wervelend stof gepaard. Onnodig om op te merken dat met het badwater altijd weer kinderen worden weggegooid. 
Kortom, ook de filosofie, en vooral de geschiedenis ervan, is inspiratie genoeg voor een goede soapserie.


Maar dat nu even niet. Nu wil ik even terug naar de basis, naar de fundamenten waar onze westerse filosofie zich lang op heeft gebaseerd. Niet om erop voort te bouwen, maar juist om aan te tonen dat deze basis geen goede basis is geweest om op voort te bouwen. Er is mooi op gebouwd, maar de basis voldoet gewoon niet. Dat is zeker geen nieuw inzicht, zoals ik al zei, er zijn er meer geweest die eerst even met de hamer in het rond zwaaiden voordat ze zelf het wiel opnieuw gingen uitvinden. Waar ik hier mijn pijlen op richt is eerder, en grondiger bestookt. De uitgangspunten die ik hier wil plaatsen tegenover de misvattingen zoals ik die zie zijn dermate basaal, dat ik het toch als noodzakelijk zie, om deze nogmaals en hopelijk op heldere wijze uit wil graven en daarmee terzijde wil schuiven. Wat moet, dat moet.


Voor ik van leer trek, ik respecteer enorm wat de filosofen die ik hier aan wil halen allemaal ingezien en beschreven hebben. Mijn dilettantisch blog is niet met hun werk te vergelijken. 
Mijn motto blijft "denk vooral zelf", en daarvoor heb je vooral ook ruimte nodig. 
Zo die ruimte er niet zou zijn, gaan we die maken...

dinsdag 3 juli 2012

Vertrouwen

Na een erg lange periode van stilte wil ik de draad van de gedachten weer eens oppakken.
Mijn laatste gedachten gingen over vasthouden en over het weten van het niet-weten.
Ik denk dat vertrouwen deze twee (of drie) begrippen tezamen vat.

Maar eerst nog even over die stilte tussen de gedachten in. Ik denk dat ik het mezelf niet gemakkelijk heb gemaakt. Immers, ik wil hier geen omgevallen boekenkast weergeven, en ik wil hier geen zekerheden uitkramen, hooguit de juiste vragen oproepen. En dan ook nog een beetje oorspronkelijk graag.

Nu hoef ik het mezelf ook helemaal niet gemakkelijk te maken, elkaar napraten, dat doen we allemaal genoeg. Maar wat is oorspronkelijk, in hoeverre zijn gedachten oorspronkelijk, en als ik mijn gedachten hier in de taal van deze blog uitdruk, in hoeverre zijn dit dan nog oorspronkelijke gedachten? Mijn taal is al een omgevallen boekenkast, bij wijze van spreken. En vrijwel al mijn ideeën en gedachten zijn gebaseerd op de ideeën en gedachten van anderen. Ik zou niet verstaanbaar zijn en geen sociaal leven hebben als het anders was. Kortom, in alles ben ik schatplichtig aan mijn omgeving, en het zou niet eerlijk zijn deze schatplichtigheid te ontkennen. Hoe ik hiermee worstel en hoe ik deze "erfschuld" zou willen inlossen daarover in een andere gedachte later meer.

Voor nu over vertrouwen. Ook in mijn gedachte over het wereldbeeld heb ik daarover al gesproken. Toen heb ik er nog de psycholoog Erikson bijgehaald, zijn groeimodel. We vertrouwen in ons lijf, in ons zelf, in onze wereld, in ons geloof. Wat nu als al deze zaken onbestendig blijken? Waar bevind zich dan de basis voor mijn vertrouwen?
En als we uitgaan van de basis van ons vertrouwen zoals Erikison dit aangaf, dan sterken we ons vertrouwen telkens weer met onze familie, met onze vriendschappen, in ritueel, in traditie, overtuigingen, geloof. Het Engelse woord "Faith" voor geloof betekent zowel geloof als vertrouwen.
Maar toch, al deze zaken leveren geen basis, ons vertrouwen is als een teer weefsel, gesponnen met draden die stuk voor stuk breekbaar en vergankelijk zijn.
En daar zit voor mij nu precies de grootste zekerheid, de meest fundamentele basis, het meest basale fundament. Juist in al deze vergankelijkheid, in al deze "werkelijkheid". Mijn perspectief is vergankelijk, dit wat hier "ik" zegt, zal sterven. Nieuwe perspectieven vormen zich, ik zie geen reden voor twijfel daaraan. Niet  alleen mijn perspectief is beperkt en vergankelijk, ieder perspectief is beperkt en vergankelijk. Beperking en vergankelijkheid zijn eigen aan het perspectief. Tegelijk overstijg ik het perspectief met dit inzicht, met dit perspectief, met dit bewustzijn. Hoe? Juist door het bewustzijn van deze karakteristieken van mijn perspectief, en de lotsverbondenheid van dit bewustzijn met ieder ander perspectief. 

Het is een vertrouwen met lege handen, en ik zou niets anders willen.
Grenzeloos vertrouwen dat oneindig vaak gesterkt moet worden en telkens nog tekort kan schieten.
Het blijft oefenen, denk ik.

donderdag 3 november 2011

Licht in het duister

Al een paar maal is op deze blog gesproken over het "tasten in het duister". Duisternis is een beladen beeld. Het lijkt me zinvol om de lading eens te onderzoeken.
Voor mij is geeft het beeld "tasten in het duister" vooral weer dat onze kennis van onze omgeving beperkt is. Er heerst duisternis, omdat het licht ontbreekt. Duisternis als afwezigheid van licht. Licht als datgene wat duisternis verdringt. Waarmee ik wil zeggen, als je over duisternis spreekt, spreek je ook over licht. Ieder beeld tekent zich af tegen een achtergrond. Bij duisternis is zelfs de vraag wat het beeld is en wat de achtergrond. Immers, duisternis geeft aan het ontbreken van licht. Daardoor kan het tasten in het duister als negatief worden ervaren.
Het kan ook als positief worden ervaren. Openheid in de manier waarop ik de werkelijkheid zie biedt ruimte voor nieuwe interpretatie of verdere ontwikkeling. Daarmee helpt het mij om de werkelijkheid te aanvaarden zoals ze is.
Anders gezegd: wanneer ik mijn niet-weten erken, dan kan ik er mee leren omgaan, terwijl als ik uit blijf gaan van wat ik denk te weten, dan frustreert de grens van mijn (gedachte) weten met mijn onvermijdelijke niet-weten me telkens weer. Nu is een beetje frustratie niet erg, dat is niet het punt, het punt is, dat de openheid van het niet-weten me verder helpt.

Het onderzoeken van de grens van wat ik denk te kunnen weten en wat ik niet kan weten is zinvol, maar zodra dit leidt tot een verdringing van het besef van het niet-weten, dan verlies ik de openheid die ik zo hard nodig heb. Omdat ik uiteindelijk denk niets te kunnen weten...

Om terug te komen op de duisternis en het licht. Vanuit dit weten van het niet-weten kun je zeggen dat er altijd licht is in duisternis, en vanuit het weten dat wat we denken te weten uiteindelijk ook op onzekerheid, op niet-weten is gebaseerd, kun je ook zeggen dat er duisternis is in licht. Het is dus niet zwart-wit, en het beeld van de duisternis is juist daarmee voor mij inspirerend.

In de Europese middeleeuwen werd vaak een roosvenster aan een kerk meegegeven. Ik heb me laten vertellen dat deze vorm, gevuld met glas-in-lood, in die tijd  "hi-tech", gezien werd als beeld voor de wijze waarop het Goddelijk licht de menselijke ziel doorschijnt. Op mijn laatste vakantie in Italië weer veel kerken gezien, waaronder een al kort na de middeleeuwen weer verlaten kerk, waarvan hier het roosvenster. 

maandag 31 oktober 2011

Hou vast

Venn diagram, wereldbeeld, beelden. Het blijft abstract. We denken met de waarheid van doen te hebben, maar het is hooguit een gelaagd beeld van een uiteindelijke werkelijkheid.  Ieder beeld zelf is als beeld al een formaat voor datgene wat het beeld moet verbeelden, iedere gelaagdheid vormt daarmee als afgietsel een vervorming van deze uiteindelijke werkelijkheid.
Is er wel een uiteindelijke werkelijkheid?
Als deze uiteindelijke werkelijkheid er is, is deze kenbaar, en is deze kenbaar met onze gedachten?

Over de werkelijkheid van de uiteindelijke werkelijkheid zou ik kort willen zijn. Het is misschien onbewijsbaar dat wat ik allemaal als werkelijk ervaar ook werkelijk is, het is wel zeer aannemelijk. Zoals we logische redenaties aannemelijk vinden, en op grond daarvan in onze conditioneringen conclusies durven trekken, zo wordt ons leven leefbaar doordat we aannemen dat ons leven geen projectie is aan de binnenzijde van een zeepbel. Het gelaat van de ander die we ontmoeten is het werkelijk gelaat van een werkelijk ook levende ander en niet een droom in de nacht van mijn eeuwige duisternis.Zoals ik al bij beelden aangaf zie ik solipsisme als een onvolgroeid stadium voor het denken. Dit overstijgen van solipsisme lijkt mij een ontwikkelproces van ons organisme met overlevingspotentieel (evolutionair denken). Ik zoek hier dus niet naar bewijs maar beroep mij op een als enig werkbaar te beschouwen aanname. Vandaar de nadruk die ik hier erop wil leggen, het is een fundamentele bouwsteen. Ik ben me ervan bewust met de introductie van deze bouwsteen materiaal te hebben gebruikt dat nog nadere introductie behoeft, zoals de logische redenatie, de conditionering en last but not least het leefbare leven als criterium getoetst in het gelaat van de ander. Dat zijn allemaal onderwerpen die op zich eigen gedachten rechtvaardigen. Hou vast voor dit moment. Ik wil daarop terugkomen op een ander moment met gepaste aandacht.

Om nog eens terug te komen op het karakter van aanname voor de bouwsteen. We oefenen een ontkenning. Gesteld dat het inderdaad zo zou zijn dat er geen uiteindelijke werkelijkheid ten grondslag ligt aan de beelden die ik in mijn bewustzijn meen waar te nemen. Dan mag ik deze situatie (van eindeloze verbeelding) beschouwen als de uiteindelijke werkelijkheid. Gezien het eindeloos karakter van de verbeelding is deze werkelijkheid niet kenbaar. Ieder contact met de ander is onwerkelijk omdat al onze beelden van de ander en van de contacten zelf afbeeldingen van onwerkelijkheid zijn. Ieder criterium van leefbaarheid dat gebaseerd is op het gelaat van de ander zal het noodzakelijk maken om ook al is dit dan indirect als aanname voor deze ander van eenzelfde situatie (van eindeloze verbeelding). Die weer beschouwt kan worden als de uiteindelijke werkelijkheid ook voor deze ander. Kortom, op basis van de noodzaak tot inleving in de ander vervalt het onderscheid van een indirecte met een directe aanname van de aanwezigheid van een uiteindelijke werkelijkheid.
Ofwel, alleen in een volkomen egocentrisch wereldbeeld heeft deze aanname geen zin. Egocentrisme gezien als menselijk gedrag, niet als oordeel. Waarbij ik wel meteen wil opmerken dat, kijkend naar het gedrag van ons mensen, egocentrisme maar een van onze gedragsvarianten is, er bestaan ook ander, empathie gebaseerd gedrag. Ofwel, het ligt in onze aard om onszelf te bekommeren met het gelaat van de ander. Spreekt vanzelf.

Na al dit zweet over de uiteindelijke werkelijkheid komen we nu as op de vraag van de kenbaarheid ervan. En dan vervolgens de kenbaarheid in onze gedachten. Maar dat zijn andere gedachten.

Waar mijn gedachte nu op neer gaat komen dat is:
1) ik zie geen houvast, geen vaste bakens, geen vaste grond, we tasten samen in het duister
2) het is belangrijk om vast te houden, aan me zelf, aan wat ik belangrijk vind, aan elkaar, aan wat wij samen belangrijk vinden.

Kortom: hou vast.

zondag 16 oktober 2011

Beelden

Man striding, Giacometti
Zoals wel blijkt uit mijn vorige berichten denk ik dat we onze gedachten vooral omzetten in beelden. We  spreken ook vaak over denkbeelden. Het in stand houden van een wereldbeeld is in mijn beleving de belangrijkste reden voor mensen om te denken. Verschillende beelden. Veel miscommunicatie wordt veroorzaakt doordat mensen verschillende betekenissen hechten aan een begrip dat ze gezamenlijk gebruiken, ze hebben een verschillend beeld. Dus laat ik toch eens proberen te duiden wat ik bedoel met het begrip beeld.
In dit verband bedoel ik met een beeld: de voorstelling die ik heb van iets anders. Een voorstelling die ruimtelijk kan zijn en misschien zelfs materieel, maar dat hoeft niet. Het is niet datgene waarvan ik mij een voorstelling maak, het is een weergave daarvan. Dat kunnen concrete beelden zijn, maar ook abstracte beelden. De kracht van beelden is vaak hierin gelegen dat ze een complexe werkelijkheid reduceert tot een overzichtelijk geheel. De wiskunde is een taal ontwikkeld om zoveel mogelijk met abstracte, van betekenis ontblootte beelden te werken. Zoals bijvoorbeeld getallen, "verzameling" of het begrip "afbeelding".
wiskundig begrip afbeelding

Een beeld kan ik mij gevormd hebben om verschillende redenen, uiteindelijk is er altijd een (1)  dwingende reden, ons denken kan niet de werkelijkheid zelf omvatten, maar enkel en alleen een weergave, afbeelding, daarvan. We kunnen ons denken vergelijken met het wiskundige begrip afbeelden. Een van de basisbouwstenen van onze hersenen wordt gevormd door neurale netwerken, die precies dit doen, afbeelden. En vaak ontleent de afbeelding zijn kracht aan het feit dat ze een weergave is van slechts een deel van dat wat wordt afgebeeld.

En dat wordt vaak vergeten. We denken dat we de uiteindelijke waarheid kunnen kennen en daarmee dat we greep hebben op de werkelijkheid. Maar het is nooit de werkelijkheid zelf die we in beeld hebben. Wat we vervolgens doen is dat we ons beeld van de werkelijkheid verwisselen met de werkelijkheid zelf, of algemener de afbeelding met het afgebeelde. De afbeelding gaat een eigen leven leiden. En dat gaat alleen maar goed zolang onze afbeelding en de daaruit voorkomende verwachtingen dicht genoeg blijven bij datgene dat wordt afgebeeld (ziehier de reden waarom sommige religies een beeldverbod kennen en hoe een beeldenstorm gerechtvaardigd wordt).

Maar het gaat verder. Bijvoorbeeld: als we nadenken over wat we kunnen doen met een spons, dan kunnen we niet een spons in ons hoofd onderzoeken (beeld), we kunnen enkel ons beeld van de spons onderzoeken. Wat we natuurlijk wel kunnen doen is een spons in onze handen nemen en erin knijpen. Goed idee, ons beeld van de werkelijkheid groeit, en daarmee de mogelijkheden die we zien met de spons, maar het blijft een beeld van de spons, gevormd door onze tastzin reuk, gezichtsvermogen enzovoorts.
Ik kom met een voorbeeld waarin ik die spons proefondervindelijk onderzoek. Maar onze wereld bestaat niet alleen uit proefondervindelijke ervaringen, we vormen ons vooral beelden op basis van de beelden van anderen. Onze taal waarmee we leren spreken en communiceren is een verzameling van gewoonten. Gewoonten over de betekenissen die we hechten aan onze klanken, woorden, zinsconstructies. Daarmee zijn woorden afbeeldingen van een betekenis die we zelf in ons hoofd als beeld dragen. Beelden waarvan we hopen dat deze in degenen met wie we communiceren een zelfde betekenis oproepen.

Uiteindelijk leven we in een wereld met een enorme gelaagdheid in het toekennen van betekenis, en we verademen als we weer eens in zoiets eenvoudigs kunnen knijpen als een spons. Of een duik kunnen nemen in zee, om er een spons op te vissen en ons daarbij te verwonderen.

Hoe zit het nu met die spons die we opgedoken hebben. Is het tastbare werkelijkheid? Of is het uiteindelijk ook mijn verbeelding? En als we die spons laten zien aan een ander, kunnen we dan duidelijk maken wat deze spons voor mij betekent? Kunnen we begrijpen wat deze voor de ander betekent, kunnen we elkaar überhaupt begrijpen? Ik denk dat we al deze vragen min of meer met nee moeten beantwoorden. Ja, de spons is tastbare werkelijkheid, maar de werkelijkheid van de spons is slechts voor een deel tastbaar, zichtbaar, een deel van die werkelijkheid onttrekt zich aan onze waarneming. Daarbij wordt mijn waarneming mede gestuurd door mijn verwachtingen, enige scepsis is daarmee geboden over wat ik denk waar te nemen. Ons beeld van de spons is een verbeelding, toch zal ik wel aannemen dat er in de werkelijkheid een spons is (ik ga niet uit van solipsisme, ik geloof in de werkelijkheid en de mogelijkheid tot uitwisseling hierover, in ieder geval als volwassen pragmatisme, solipsisme is onvruchtbaar).
We kunnen in wetenschappelijke of wiskundige termen praten over de spons, heel nuttig, maar we kunnen daarmee onze beleving van de spons niet aan een ander meedelen. Als dat al zo moeilijk wordt bij zoiets als een spons, laat staan dat we een ander dan volledig kunnen begrijpen?

Zoals gezegd, de kracht van beelden is vaak gelegen in de reductie die het biedt. Daardoor houden we overzicht, en is het eenvoudiger om met anderen te communiceren. Daarmee stellen we onszelf in staat om tot gezamenlijk handelen en overeenstemming te komen. We hebben het eigen leven van de beelden nodig. Alleen een beeld dat in ons weer tot leven komt, kan ons ook weer in beweging brengen.

Kortom, we denken in beelden, en daarmee denken we een gezamenlijk beeld van de werkelijkheid te hebben. De werkelijkheid is onkenbaar, en daarmee zullen de beelden ook altijd voor ons in beweging blijven. Kan ons beeld van de werkelijkheid ooit volledig zijn, als we voor elke vraag en elk gevonden antwoord weer nieuwe vragen kunnen oproepen?