Man striding, Giacometti |
In dit verband bedoel ik met een beeld: de voorstelling die ik heb van iets anders. Een voorstelling die ruimtelijk kan zijn en misschien zelfs materieel, maar dat hoeft niet. Het is niet datgene waarvan ik mij een voorstelling maak, het is een weergave daarvan. Dat kunnen concrete beelden zijn, maar ook abstracte beelden. De kracht van beelden is vaak hierin gelegen dat ze een complexe werkelijkheid reduceert tot een overzichtelijk geheel. De wiskunde is een taal ontwikkeld om zoveel mogelijk met abstracte, van betekenis ontblootte beelden te werken. Zoals bijvoorbeeld getallen, "verzameling" of het begrip "afbeelding".
wiskundig begrip afbeelding |
Een beeld kan ik mij gevormd hebben om verschillende redenen, uiteindelijk is er altijd een (1) dwingende reden, ons denken kan niet de werkelijkheid zelf omvatten, maar enkel en alleen een weergave, afbeelding, daarvan. We kunnen ons denken vergelijken met het wiskundige begrip afbeelden. Een van de basisbouwstenen van onze hersenen wordt gevormd door neurale netwerken, die precies dit doen, afbeelden. En vaak ontleent de afbeelding zijn kracht aan het feit dat ze een weergave is van slechts een deel van dat wat wordt afgebeeld.
En dat wordt vaak vergeten. We denken dat we de uiteindelijke waarheid kunnen kennen en daarmee dat we greep hebben op de werkelijkheid. Maar het is nooit de werkelijkheid zelf die we in beeld hebben. Wat we vervolgens doen is dat we ons beeld van de werkelijkheid verwisselen met de werkelijkheid zelf, of algemener de afbeelding met het afgebeelde. De afbeelding gaat een eigen leven leiden. En dat gaat alleen maar goed zolang onze afbeelding en de daaruit voorkomende verwachtingen dicht genoeg blijven bij datgene dat wordt afgebeeld (ziehier de reden waarom sommige religies een beeldverbod kennen en hoe een beeldenstorm gerechtvaardigd wordt).
Maar het gaat verder. Bijvoorbeeld: als we nadenken over wat we kunnen doen met een spons, dan kunnen we niet een spons in ons hoofd onderzoeken (beeld), we kunnen enkel ons beeld van de spons onderzoeken. Wat we natuurlijk wel kunnen doen is een spons in onze handen nemen en erin knijpen. Goed idee, ons beeld van de werkelijkheid groeit, en daarmee de mogelijkheden die we zien met de spons, maar het blijft een beeld van de spons, gevormd door onze tastzin reuk, gezichtsvermogen enzovoorts.
Ik kom met een voorbeeld waarin ik die spons proefondervindelijk onderzoek. Maar onze wereld bestaat niet alleen uit proefondervindelijke ervaringen, we vormen ons vooral beelden op basis van de beelden van anderen. Onze taal waarmee we leren spreken en communiceren is een verzameling van gewoonten. Gewoonten over de betekenissen die we hechten aan onze klanken, woorden, zinsconstructies. Daarmee zijn woorden afbeeldingen van een betekenis die we zelf in ons hoofd als beeld dragen. Beelden waarvan we hopen dat deze in degenen met wie we communiceren een zelfde betekenis oproepen.
Uiteindelijk leven we in een wereld met een enorme gelaagdheid in het toekennen van betekenis, en we verademen als we weer eens in zoiets eenvoudigs kunnen knijpen als een spons. Of een duik kunnen nemen in zee, om er een spons op te vissen en ons daarbij te verwonderen.
Hoe zit het nu met die spons die we opgedoken hebben. Is het tastbare werkelijkheid? Of is het uiteindelijk ook mijn verbeelding? En als we die spons laten zien aan een ander, kunnen we dan duidelijk maken wat deze spons voor mij betekent? Kunnen we begrijpen wat deze voor de ander betekent, kunnen we elkaar überhaupt begrijpen? Ik denk dat we al deze vragen min of meer met nee moeten beantwoorden. Ja, de spons is tastbare werkelijkheid, maar de werkelijkheid van de spons is slechts voor een deel tastbaar, zichtbaar, een deel van die werkelijkheid onttrekt zich aan onze waarneming. Daarbij wordt mijn waarneming mede gestuurd door mijn verwachtingen, enige scepsis is daarmee geboden over wat ik denk waar te nemen. Ons beeld van de spons is een verbeelding, toch zal ik wel aannemen dat er in de werkelijkheid een spons is (ik ga niet uit van solipsisme, ik geloof in de werkelijkheid en de mogelijkheid tot uitwisseling hierover, in ieder geval als volwassen pragmatisme, solipsisme is onvruchtbaar).
We kunnen in wetenschappelijke of wiskundige termen praten over de spons, heel nuttig, maar we kunnen daarmee onze beleving van de spons niet aan een ander meedelen. Als dat al zo moeilijk wordt bij zoiets als een spons, laat staan dat we een ander dan volledig kunnen begrijpen?
Zoals gezegd, de kracht van beelden is vaak gelegen in de reductie die het biedt. Daardoor houden we overzicht, en is het eenvoudiger om met anderen te communiceren. Daarmee stellen we onszelf in staat om tot gezamenlijk handelen en overeenstemming te komen. We hebben het eigen leven van de beelden nodig. Alleen een beeld dat in ons weer tot leven komt, kan ons ook weer in beweging brengen.
Kortom, we denken in beelden, en daarmee denken we een gezamenlijk beeld van de werkelijkheid te hebben. De werkelijkheid is onkenbaar, en daarmee zullen de beelden ook altijd voor ons in beweging blijven. Kan ons beeld van de werkelijkheid ooit volledig zijn, als we voor elke vraag en elk gevonden antwoord weer nieuwe vragen kunnen oproepen?