Begonnen over de liefde en geëindigd bij mijn eigen richting. Kom ik toch weer terug op de eerste persoon, op mezelf. In dimensies waarin zich de wereld ontvouwt, jij jou en ik mij in ontvouw en de wereld in mij en in jou. Woorden betekenen niet veel meer, en gaan hinderen.
Het geraas van de wereld overstemt de innerlijke stemmen die mij richting geven. Als ik mijn oor niet bij mezelf te luister kan leggen omdat de emoties mij onbegrepen verstommen dan voel ik mijn zaak als verloren. Daarom moet ik terugkeren naar Plato en de Allegorie van de grot. Ik heb daarover eerder gesproken bij mijn afwijzing van het idealisme. De interpretatie van deze allegorie als verbeelding van een schijnbare werkelijkheid is slechts 1 van de mogelijke interpretaties. Ik kan het beeld ook omkeren. De grot kan evenzeer staan voor mijn beleving van de werkelijkheid, voor het wereldbeeld waarin ik mezelf heb vastgeklonken. En de schimmen op de muur zijn mijn eigen projecties op basis van mijn eigen slecht begrepen emoties en angsten. Door te onderkennen dat de ketenen waarin ik geklonken zit, mijn eigen ketenen zijn, en ik vrij ben deze los te laten en uit de grot te treden, daardoor kan ik ook deze werkelijkheid zien zoals ze is, en niet vervormd door mijn eigen angsten en projecties. Wat ik daarvoor moet doen en vooral wat ik daarvoor moet laten, dat is het luisteren naar het geraas van de wereld. Door te luisteren naar mijn eigen stem en emoties. Door deze te begrijpen en mijn angsten en verwachtingen te weerstaan, daardoor kan ik me bevrijden van mijn imaginaire ketenen.
Het is het oude verhaal, maar dit doet het toch goed bij mij.
Vervolgens wordt ik dan vrij, vrij om in en uit de grot te gaan.
Want die grot, dat ben ik dus uiteindelijk zelf.
Tot zover de verbeelding.
Of zal ik een vlinder zijn?