Begonnen over de liefde en geëindigd bij mijn eigen richting. Kom ik toch weer terug op de eerste persoon, op mezelf. In dimensies waarin zich de wereld ontvouwt, jij jou en ik mij in ontvouw en de wereld in mij en in jou. Woorden betekenen niet veel meer, en gaan hinderen.
Het geraas van de wereld overstemt de innerlijke stemmen die mij richting geven. Als ik mijn oor niet bij mezelf te luister kan leggen omdat de emoties mij onbegrepen verstommen dan voel ik mijn zaak als verloren. Daarom moet ik terugkeren naar Plato en de Allegorie van de grot. Ik heb daarover eerder gesproken bij mijn afwijzing van het idealisme. De interpretatie van deze allegorie als verbeelding van een schijnbare werkelijkheid is slechts 1 van de mogelijke interpretaties. Ik kan het beeld ook omkeren. De grot kan evenzeer staan voor mijn beleving van de werkelijkheid, voor het wereldbeeld waarin ik mezelf heb vastgeklonken. En de schimmen op de muur zijn mijn eigen projecties op basis van mijn eigen slecht begrepen emoties en angsten. Door te onderkennen dat de ketenen waarin ik geklonken zit, mijn eigen ketenen zijn, en ik vrij ben deze los te laten en uit de grot te treden, daardoor kan ik ook deze werkelijkheid zien zoals ze is, en niet vervormd door mijn eigen angsten en projecties. Wat ik daarvoor moet doen en vooral wat ik daarvoor moet laten, dat is het luisteren naar het geraas van de wereld. Door te luisteren naar mijn eigen stem en emoties. Door deze te begrijpen en mijn angsten en verwachtingen te weerstaan, daardoor kan ik me bevrijden van mijn imaginaire ketenen.
Het is het oude verhaal, maar dit doet het toch goed bij mij.
Vervolgens wordt ik dan vrij, vrij om in en uit de grot te gaan.
Want die grot, dat ben ik dus uiteindelijk zelf.
Tot zover de verbeelding.
Of zal ik een vlinder zijn?
zaterdag 6 oktober 2012
Over de liefde
O ja, over de liefde, hadden we het nog niet over gehad.
Ik heb wel genoeg gesproken over de werkelijkheid en 3e persoon. Deze wereld dringt zich steeds verder aan mij op. En ik voorzie, dat in de niet zo verre toekomst de gedachten wereld van mensen meer en meer raakvlakken zal krijgen met deze wereld. Dit klinkt misschien vaag, maar ik bedoel: tekst, telefoon, radio, film, tv, internet, en daarna ...
Ik weet het niet. In mijn gedachten wereld worden de 1e en 2e persoonsvorm aan de aandacht onttrokken door de stortvloed aan wereld. Hoe reageer ik daarop? Ik weet het niet precies, ik ben geworpen in deze wereld die zich ontwikkeld op deze wijze. Het lijkt erop, dat hoe meer ik in beslag wordt genomen door de wereld, en naarmate ik me minder direct tot de ander of mezelf richt, dat ik daardoor in mijn gedachten en handelen steeds instrumenteler, steeds minder betrokken kan zijn.
Wat ik daarmee bedoel is, dat het dan moeilijker wordt om mijn gevoel te laten meespreken in mijn handelen. Ik ga af op de beelden van de wereld zoals ik deze heb, en ik wordt niet meer direct geraakt, ik laat me niet meer direct raken, door de aanwezigheid van jou, die ander. De wereld wordt dan een wereld van botsende objecten, in plaats van een wereld van elkaar rakende, elkaar beïnvloedende, elkaar lief-hebbende subjecten.
Door in mezelf, en in de ander op zoek te gaan naar de verborgen betekenissen en gebaren die tot me komen kan ik mezelf en jou, die ander, leren begrijpen, verstaan. Alleen als we elkaar verstaan, kunnen we werkelijk een gesprek hebben. Alleen dan kan er iets opbloeien van wat we hier liefde noemen.
Al heb ik geen idee wat het is, en hoe ik het benoem, hoe het wordt benoemd, ik heb het nooit begrepen, ik heb het wel beleeft, ik kan het wel beleven.
Je zou misschien zeggen dat ik hiermee aan het einde ben van mijn latijn. Dat is niet waar, er is nog een belofte, die niet is ingelost, en ik keer nog terug, terug naar een plaats waar ik eerder ben geweest.
Maar eerst de belofte, ik heb u gebeden, geduld, in de 2e persoonsvorm, met u.
Vanwaar deze u, of U? En vanwaar dit geduld. Dulden duidt op aanvaarden, nemen zoals het is, en zien wat er komen gaat. Je mag verwachten, maar vooral ook afwachten.
De U duidt op afstand en respect. Door jou met U aan te spreken toont mijn ik dit respect. Respect dat ik me verschuldigd voel omdat ik jou anders zijn, jou perspectief nooit zal kennen. Vandaar ook die afstand, en het geduld. Door u te gebruiken geef ik aan jou te zien als te achten subject. In zekere zin is dit respect niet alleen gebonden aan die 2e persoonsvorm, aan jou, die ander, maar deze afstand en dit respect is ook gebonden aan mezelf, aan de wereld. In hoeverre ken ik mezelf, of de wereld?
En daarmee duidt de U op een andere dimensie in mijn belevingswereld. Er is een dimensie waarin de wereld en de objecten die ik daarin onderken zich ontvouwen, en er is een dimensie waarin ik mezelf subjectief in die wereld ontvouw. Dimensies die traditioneel worden benoemd als "horizontaal" dan wel "verticaal", of ook wel "immanent" en "transcendent". Vooral de manieren waarmee ik mezelf richting geef bepalen hoe ik mezelf en mijn subjectieve afstemming in deze wereld zal kunnen ontvouwen.
Misschien is liefde emergent.
Ik heb wel genoeg gesproken over de werkelijkheid en 3e persoon. Deze wereld dringt zich steeds verder aan mij op. En ik voorzie, dat in de niet zo verre toekomst de gedachten wereld van mensen meer en meer raakvlakken zal krijgen met deze wereld. Dit klinkt misschien vaag, maar ik bedoel: tekst, telefoon, radio, film, tv, internet, en daarna ...
Ik weet het niet. In mijn gedachten wereld worden de 1e en 2e persoonsvorm aan de aandacht onttrokken door de stortvloed aan wereld. Hoe reageer ik daarop? Ik weet het niet precies, ik ben geworpen in deze wereld die zich ontwikkeld op deze wijze. Het lijkt erop, dat hoe meer ik in beslag wordt genomen door de wereld, en naarmate ik me minder direct tot de ander of mezelf richt, dat ik daardoor in mijn gedachten en handelen steeds instrumenteler, steeds minder betrokken kan zijn.
Wat ik daarmee bedoel is, dat het dan moeilijker wordt om mijn gevoel te laten meespreken in mijn handelen. Ik ga af op de beelden van de wereld zoals ik deze heb, en ik wordt niet meer direct geraakt, ik laat me niet meer direct raken, door de aanwezigheid van jou, die ander. De wereld wordt dan een wereld van botsende objecten, in plaats van een wereld van elkaar rakende, elkaar beïnvloedende, elkaar lief-hebbende subjecten.
Door in mezelf, en in de ander op zoek te gaan naar de verborgen betekenissen en gebaren die tot me komen kan ik mezelf en jou, die ander, leren begrijpen, verstaan. Alleen als we elkaar verstaan, kunnen we werkelijk een gesprek hebben. Alleen dan kan er iets opbloeien van wat we hier liefde noemen.
Al heb ik geen idee wat het is, en hoe ik het benoem, hoe het wordt benoemd, ik heb het nooit begrepen, ik heb het wel beleeft, ik kan het wel beleven.
Je zou misschien zeggen dat ik hiermee aan het einde ben van mijn latijn. Dat is niet waar, er is nog een belofte, die niet is ingelost, en ik keer nog terug, terug naar een plaats waar ik eerder ben geweest.
Maar eerst de belofte, ik heb u gebeden, geduld, in de 2e persoonsvorm, met u.
Vanwaar deze u, of U? En vanwaar dit geduld. Dulden duidt op aanvaarden, nemen zoals het is, en zien wat er komen gaat. Je mag verwachten, maar vooral ook afwachten.
De U duidt op afstand en respect. Door jou met U aan te spreken toont mijn ik dit respect. Respect dat ik me verschuldigd voel omdat ik jou anders zijn, jou perspectief nooit zal kennen. Vandaar ook die afstand, en het geduld. Door u te gebruiken geef ik aan jou te zien als te achten subject. In zekere zin is dit respect niet alleen gebonden aan die 2e persoonsvorm, aan jou, die ander, maar deze afstand en dit respect is ook gebonden aan mezelf, aan de wereld. In hoeverre ken ik mezelf, of de wereld?
En daarmee duidt de U op een andere dimensie in mijn belevingswereld. Er is een dimensie waarin de wereld en de objecten die ik daarin onderken zich ontvouwen, en er is een dimensie waarin ik mezelf subjectief in die wereld ontvouw. Dimensies die traditioneel worden benoemd als "horizontaal" dan wel "verticaal", of ook wel "immanent" en "transcendent". Vooral de manieren waarmee ik mezelf richting geef bepalen hoe ik mezelf en mijn subjectieve afstemming in deze wereld zal kunnen ontvouwen.
Misschien is liefde emergent.
Een gezamenlijk verhaal
Waar is het denken begonnen? In mijn beleving is mijn gedachten wereld, mijn geest, verwikkeld in een doorgaand gesprek. Ik zeg niet continu, want er zijn momenten, episoden zonder bewuste gedachten. Inderdaad, er zijn bewuste gedachten, en er zijn onbewuste, tja wat eigenlijk, voor gedachten? Het beeld van een ijsberg van bewust en onderbewust is misleidend, of van actief geheugen en achtergrond geheugen, de werkelijkheid is veel diffuser en dynamischer. We zijn ons maar slechts zeer ten dele bewust hoe onze aandacht zich richt en waar onze gedachten uit voortspruiten.
Maar dit hier terzijde, hoe dan ook de gedachten komen op in mijn geest en richten zich in en door mijn aandacht tot mij in de vorm van gevoelde emoties, onbestemde gevoelens en bestemde gevoelens in de vorm van expressies, uitingen. "Talige" uitingen, maar ook houdingen, handelingen, activiteiten. Sommige mensen zijn een open boek, andere juist een erg gesloten boek.
In deze blog, uiteraard samenhangend met de taligheid van het medium, heb ik me met de talige uitingen van onze gedachten beziggehouden. En zo heeft, even logisch, de gehele traditie van filosofie zich met talige uitingen beziggehouden. Religieuze tradities, bijvoorbeeld, hebben zich ook altijd juist met niet talige uitingen, zoals houdingen en handelingen beziggehouden, denk aan rituelen.
Maar ook dit hier weer terzijde. Mijn geest is in een doorgaand gesprek. Een doorgaand gesprek met mijn wereld en (de rest van) mijzelf. In onze talige uitingen gebruiken wij daarin de 1e, 2e en 3e persoonsvormen, ik, jij, hij enzovoort. Met de 1e persoonsvorm, de ik, bepaal ik mijn identiteit, ik voeg in mijn gedachten beelden toe aan dat wat ik mijn ik noem. Met de 2e persoonsvorm, de jij, benoem ik specifiek een geïdentificeerde ander, een ander dan de ik, en ik voeg beelden toe aan die ander. Wat ik naar die ander zal uiten, wat ik waarneem bij die ander, wat die ander mij te zeggen heeft. Met de 3e persoonsvorm, het hij, zij, of het, spreek ik over de wereld.
In mijn gedachten, en in deze blog heb ik vooral gesproken over deze 3e persoonsvorm. Met het doorknippen van de navelstreng ben ik geworpen in deze wereld, in deze derde persoonsvorm. Ik moet mij verhouden met mijn wereld, zonder mijn wereld, en de interacties ermee, kan ik niet leven en kan ik mij geen identiteit aanmeten. De 3e persoonsvorm dringt zich aan mij op als noodzakelijke en verwonderlijke werkelijkheid.
Als kind kan ik mij in de illusie wanen van een almachtige 1e persoonsvorm, en het is misschien afhankelijk van mijn omgeving hoe snel dat beeld verstoord raakt, en hoe deze verstoring wordt opgepakt, of het als verstoring wordt opgepakt.- Grappig dat ik hier naar een meer algemene formulering ga, ik heb het klaarblijkelijk als verstorend ervaren, en kan dat nog steeds doen.- Enfin, de ander, de 2e persoonsvorm, jij bent degene die mij uit mijn droom helpt, of beter, het is door jou, de ander dat ik aan mezelf ontwaak. De erkenning dat er een ander is, met een eigen gedachten wereld, geest, brengt mij ertoe mij met de ander te verstaan, brengt mij tot het delen van de gedachten wereld. En om deze uitwisseling, en dit samengaan, tot stand te kunnen brengen gebruiken wij de 3e persoonsvorm om zo onze werkelijkheid te kunnen delen.
Vandaar ook mijn nadruk op een gemeenschappelijk gedeelde werkelijkheid, en een heldere visie op de aard van deze werkelijkheid. Natuurlijk, het delen van deze wereld kan niet anders als beginnen bij een wil om deze werkelijkheid te delen, en kan daarmee nooit van welke zijde dan ook zijn opgelegd. Het blijft een gesprek, een gesprek over de werkelijkheid. In de filosofie is in de afgelopen eeuw het besef doorgedrongen dat er geen eenduidige vaststelling van de werkelijkheid mogelijk kan zijn. Dat verhindert nog op geen enkele wijze de noodzaak om in een gesprek te komen over de gedeelde werkelijkheid. Hoeveel verhalen er ook mogen zijn, zolang we in gesprek gaan, werken we aan een gezamenlijk verhaal. Dat zullen meerdere verhalen zijn, noem het maar polderen. Of denk aan de politieke organisatie, de trias politica, waarin juist het evenwicht van de machten - verhalen- de garantie moet vormen voor een rechtvaardig - gezamenlijk - bestuur - gesprek. De redenen waarom het altijd problematisch zal blijven, die zijn helder:
Wij zijn vrij. Al zou onze werkelijkheid deterministisch zijn, daarmee is deze nog niet gedetermineerd. Het determinisme gaat uit van de logica van de uitgesloten derde, maar zodra ik erken dat deze logische wetmatigheid niet anders is dan mijn eigen projectie op een altijd onvolledig inzichtelijke situatie, dan valt de dwangmatigheid weg. Mijn keuze bepaalt uiteindelijk mee in het spel, hoe mijn keuze ook tot stand mag komen en welke positie ik ook in mag nemen. Ik voel me vrij, en door in deze vrijheid positie te kiezen, neem ik deel aan hoe de wereld zich ontvouwt.
Maar dan, ik vraag je: vrij, waartoe?
Maar dit hier terzijde, hoe dan ook de gedachten komen op in mijn geest en richten zich in en door mijn aandacht tot mij in de vorm van gevoelde emoties, onbestemde gevoelens en bestemde gevoelens in de vorm van expressies, uitingen. "Talige" uitingen, maar ook houdingen, handelingen, activiteiten. Sommige mensen zijn een open boek, andere juist een erg gesloten boek.
In deze blog, uiteraard samenhangend met de taligheid van het medium, heb ik me met de talige uitingen van onze gedachten beziggehouden. En zo heeft, even logisch, de gehele traditie van filosofie zich met talige uitingen beziggehouden. Religieuze tradities, bijvoorbeeld, hebben zich ook altijd juist met niet talige uitingen, zoals houdingen en handelingen beziggehouden, denk aan rituelen.
Maar ook dit hier weer terzijde. Mijn geest is in een doorgaand gesprek. Een doorgaand gesprek met mijn wereld en (de rest van) mijzelf. In onze talige uitingen gebruiken wij daarin de 1e, 2e en 3e persoonsvormen, ik, jij, hij enzovoort. Met de 1e persoonsvorm, de ik, bepaal ik mijn identiteit, ik voeg in mijn gedachten beelden toe aan dat wat ik mijn ik noem. Met de 2e persoonsvorm, de jij, benoem ik specifiek een geïdentificeerde ander, een ander dan de ik, en ik voeg beelden toe aan die ander. Wat ik naar die ander zal uiten, wat ik waarneem bij die ander, wat die ander mij te zeggen heeft. Met de 3e persoonsvorm, het hij, zij, of het, spreek ik over de wereld.
In mijn gedachten, en in deze blog heb ik vooral gesproken over deze 3e persoonsvorm. Met het doorknippen van de navelstreng ben ik geworpen in deze wereld, in deze derde persoonsvorm. Ik moet mij verhouden met mijn wereld, zonder mijn wereld, en de interacties ermee, kan ik niet leven en kan ik mij geen identiteit aanmeten. De 3e persoonsvorm dringt zich aan mij op als noodzakelijke en verwonderlijke werkelijkheid.
Als kind kan ik mij in de illusie wanen van een almachtige 1e persoonsvorm, en het is misschien afhankelijk van mijn omgeving hoe snel dat beeld verstoord raakt, en hoe deze verstoring wordt opgepakt, of het als verstoring wordt opgepakt.- Grappig dat ik hier naar een meer algemene formulering ga, ik heb het klaarblijkelijk als verstorend ervaren, en kan dat nog steeds doen.- Enfin, de ander, de 2e persoonsvorm, jij bent degene die mij uit mijn droom helpt, of beter, het is door jou, de ander dat ik aan mezelf ontwaak. De erkenning dat er een ander is, met een eigen gedachten wereld, geest, brengt mij ertoe mij met de ander te verstaan, brengt mij tot het delen van de gedachten wereld. En om deze uitwisseling, en dit samengaan, tot stand te kunnen brengen gebruiken wij de 3e persoonsvorm om zo onze werkelijkheid te kunnen delen.
Vandaar ook mijn nadruk op een gemeenschappelijk gedeelde werkelijkheid, en een heldere visie op de aard van deze werkelijkheid. Natuurlijk, het delen van deze wereld kan niet anders als beginnen bij een wil om deze werkelijkheid te delen, en kan daarmee nooit van welke zijde dan ook zijn opgelegd. Het blijft een gesprek, een gesprek over de werkelijkheid. In de filosofie is in de afgelopen eeuw het besef doorgedrongen dat er geen eenduidige vaststelling van de werkelijkheid mogelijk kan zijn. Dat verhindert nog op geen enkele wijze de noodzaak om in een gesprek te komen over de gedeelde werkelijkheid. Hoeveel verhalen er ook mogen zijn, zolang we in gesprek gaan, werken we aan een gezamenlijk verhaal. Dat zullen meerdere verhalen zijn, noem het maar polderen. Of denk aan de politieke organisatie, de trias politica, waarin juist het evenwicht van de machten - verhalen- de garantie moet vormen voor een rechtvaardig - gezamenlijk - bestuur - gesprek. De redenen waarom het altijd problematisch zal blijven, die zijn helder:
- Ik zal in mijn denken altijd trager zijn dan de veranderingen in de wereld, mijn denken is niets anders dan een vertraagde reactie, een ingesleten geheugen voor mijn ervaringen met de wereld. Iedere verrassing of verandering is in eerste instantie een inbreuk, en pas in tweede instantie een kans (Cognitieve dissonantie).
- Ik zal mijn gelijk altijd eerder dan het gelijk van de ander kunnen onderkennen. En daarbij mezelf kunnen misleiden in de valse veronderstelling dat mijn gelijk het gelijk van de ander uitsluit. Deze Wet van de uitgesloten derde waarin het logische gelijk van de ene positie het ongelijk voor een andere positie inhoudt, kan enkel en alleen geldig zijn in situaties die volledig worden overzien en bepaald. Wanneer is dat? Kan mijn gelijk ook samengaan met het andere gelijk van de ander?
- Ik zal me identificeren met mijn gedachten, met wie ik denk te zijn, wat ik denk te hebben, wat ik kan verliezen of winnen. In een gesprek zal ik positie bepalen, risico's nemen, moet ik mezelf en mijn angsten en verwachtingen blootgeven. Mijn angsten, bijvoorbeeld voor afkeuring, beschermen mij, maar belemmeren mij ook.
Wij zijn vrij. Al zou onze werkelijkheid deterministisch zijn, daarmee is deze nog niet gedetermineerd. Het determinisme gaat uit van de logica van de uitgesloten derde, maar zodra ik erken dat deze logische wetmatigheid niet anders is dan mijn eigen projectie op een altijd onvolledig inzichtelijke situatie, dan valt de dwangmatigheid weg. Mijn keuze bepaalt uiteindelijk mee in het spel, hoe mijn keuze ook tot stand mag komen en welke positie ik ook in mag nemen. Ik voel me vrij, en door in deze vrijheid positie te kiezen, neem ik deel aan hoe de wereld zich ontvouwt.
Maar dan, ik vraag je: vrij, waartoe?
Abonneren op:
Posts (Atom)